De Geit en de Zeven Wolfjes


Ergens in het bos klinkt een hard gemekker. MÈ-MÈ. Harder dan je ooit hebt gehoord. Het is een geit. Een magere, witte geit met een lange sik. Ze mekkert van de honger. Oh, oh, wat heeft ze een honger.
Dan steekt ze haar neus in de lucht en snift en snuift. Ze ruikt een wolvengeur. Elke geit zou onmiddellijk op de vlucht slaan, maar deze geit niet. ‘Ik heb zo’n verschrikkelijke honger dat ik wel een wolf zou lusten,’ mekkert ze en kijkt met een woeste blik rond. Haar lange sik zwaait heen en weer. Dan loopt ze haar neus achterna. Regelrecht naar een klein huisje midden in het bos. Ze bonkt met haar hoef op de deur. 'MÈ-MÈ, is er iemand thuis. Misschien heeft u wat eten voor mij. Ik heb zo’n honger.'

In het huisje woont een moederwolf met haar zeven jonkies, maar de kleine wolfjes zijn alleen thuis.
'Wij mogen geen vreemde dieren binnenlaten,' zegt een klein wolfje stoer achter de gesloten deur. De hongerige geit snapt dat ze maar niet zo de deur open doen voor een vreemdeling. Ze moet een list verzinnen.
'Jullie weten nu wie ik ben,' zegt de geit door de dichte deur. 'Dus als ik de volgende keer weer kom, dan ben ik geen vreemd dier meer. Toch?'
De kleine wolfjes kijken elkaar aan en knikken. 'Ja,' zegt hetzelfde wolfje weer. 'Dat klopt.'
'Oké,' zegt de hongerige geit, 'dan ga ik maar weer eens. Tot de volgende keer.'
'Daag,' roepen alle wolfjes tegelijk. Ze zijn blij dat het goed is afgelopen.

Even later wordt er weer op de deur gebonkt.
'Wie is daar?' roept een wolfje.
'Ik ben het weer,' zegt de geit. 'Nu kennen jullie mij en ik heb nog steeds honger.'
Het kleine wolfje loopt naar de deur en doet hem open. 'Maar wij hebben geen eten in huis,' zegt het wolfje. 'Onze mama is nu boodschappen doen.'
'Oh,' mekkert de geit, 'jullie hebben eten genoeg in huis en hij kijkt hongerig naar al die lekkere kleine wolfjes.'
'Echt niet hoor,' zegt de allerkleinste, maar voordat ze helemaal is uitgepraat heeft de geit haar al naar binnen geslokt. En zo gaat het met zes wolfjes. Eén wolfje ziet ze niet, die zit verstopt in de klok.
De geit laat een grote boer en waggelt naar buiten. Haar dikke buik hangt bijna op de grond. ‘Ik ben zo lui geworden van al dat lekkere eten.’ Ze zakt langzaam onderuit tegen een boom en valt onmiddellijk in slaap.

Wanneer moeder wolf thuiskomt, vliegt het jongste wolfje haar meteen om de nek. Hij vertelt het vreselijke verhaal over de hongerige geit. Moeder wolf wordt woest. Haar ogen kleuren rood en ze gromt diep uit haar keel. ‘Waar is die ellendige geit,’ brult ze. Ze pakt een mes en stormt naar buiten. Ze hoeft niet lang te zoeken, het gesnurk van de luie geit klinkt dichtbij. Wanneer ze hem ziet liggen tegen een boom, pakt ze het mes en snijdt de buik van de geit open. Al haar kleine wolfjes springen er levend uit. ‘Naar huis jullie,’ zegt ze tegen de kleintjes, ‘ik kom zo.’ Ze staat alleen voor de geit en heeft honger gekregen van het boodschappen doen en slokt de geit met sik en al naar binnen. Wolven lusten nou eenmaal graag geiten. Dan gaat ze even liggen en sluit haar ogen. Even later slaapt de wolf en snurkt luidruchtig. Haar dikke buik gaat op en neer.

Een stukje verder in het bos loopt een boer. Hij zoekt zijn geit die vandaag is weggelopen van de boerderij. ‘Heeft u soms een geit gezien,’ vraagt hij aan iedereen die hij tegenkomt. ‘Ze is wit en heeft een lange sik.’ Niemand heeft haar gezien. Net als de boer teleurgesteld naar huis wil, hoort hij een grommend gesnurk in het bos. Hij gaat op het geluid af en ziet een wolf liggen met een dikke buik. 'Dat monster heeft vast mijn geit opgegeten,' denkt hij en haalt zijn mes tevoorschijn en snijdt de buik open. Ja hoor, daar ligt zijn geit, levend en wel. Maar ook zij heeft een opengesneden buik. De boer snapt er niets van en krabt op zijn hoofd. De geit mekkert naar de boer en de wolf die net wakker wordt, gromt naar de boer. De boer kijkt de beide dieren aan en schudt met zijn hoofd. Dan pakt hij een grote steen van de grond en slaat beide dieren op kop. ‘Jullie zijn niets meer waard met die opengesneden buiken. Ik ga jullie boven een vuurtje braden en zelf opeten. Hij stopt de twee dieren in een zak en loopt terug naar huis.

Die avond ruikt het naar heerlijk gebraden vlees bij de boerderij. Boven een groot vuur hangen de wolf en de geit aan een spit. De boer kan bijna niet wachten, zo'n honger heeft hij. Wanneer het vlees gaar is, eet hij zijn buik rond en gaat tevreden naast het vuur liggen om te slapen.
Aan de rand van het bos kijken zeven kleine snoetjes tussen de struiken door naar de boer. Het zijn de zeven wolfjes uit het kleine huisje midden in het bos. Hun buikjes knorren van de honger.
Einde.

4 opmerkingen: