Daan vliegt naar de paarse planeet, die wat verder weg is. Waarom zou hij nou zo paars zijn en zo hard glimmen? Hij vliegt er een rondje omheen om de planeet te verkennen. Niets bijzonders te zien. Alleen maar glad en glimmend, dat is het. Oh, wacht, daar is wat. Een toren, roze en rood gestreept. Het lijkt net een enorme zuurstok. Hij moet lachen bij de gedachte dat er een reus woont die de toren op gaat peuzelen. Dat zou wel een grap zijn.
Hij landt met zijn raket vlak bij de toren. Dat gaat wel een beetje vreemd. Hij glijdt namelijk een behoorlijk eind door. Het is er spekglad. Voorzichtig klimt hij uit de raket. En valt meteen op zijn kont. Au. Het lijkt hier wel een ijsbaan. Gelukkig kan hij ademen en voorzichtig glijdt hij stapje voor stapje naar de toren. Er is nergens een ingang te zien en ook geen raam of een trap of iets dergelijks. Het lijkt een echte zuurstok. Hij kan hem zelfs ruiken. Daan doet een stap dichterbij en likt er een beetje aan. Hij likt nog een keer en nog een keer. Het smaakt echt naar een zuurstok. Dat is toch vreemd.
Dan begint de grond te trillen. Heel hard te trillen. Het is een aardbeving of er komt iets zwaars aanlopen. Een dinosaurus? Nee, er komt een reus recht op hem af. Alleen is het geen woeste reus. Maar een meisjesreus. Een meisje dat groter is dan de toren. Veel groter. Zo groot dat ze Daan niet eens ziet en bijna bovenop hem gaat staan. Hij rent vlug opzij en valt natuurlijk meteen weer op zijn kont. Au. Stom. Terwijl hij languit op de ijsbaan ligt, ziet hij hoe het meisje de toren pakt en eraan begint te likken. Het is echt haar zuurstok. Ze lacht en huppelt op en neer. Zij is het zeker gewend dat het spekglad is, want zij blijft gewoon staan.
‘Hé meisje,’ schreeuwt Daan omhoog. ‘Kijk eens uit. Ik ben er ook nog. Straks trap je nog op mij.’
Ze hoort hem niet en ziet hem niet. Hij is veel te klein. Daan zucht en glijdt zo snel mogelijk terug naar zijn raket. Hij springt erin en kan nog net opstijgen voordat de raket ondersteboven valt door het gehuppel van dat meisje. Hij start de motor en vliegt omhoog naar haar gezicht. Met twee handen zwaait hij door het raampje naar haar. Misschien dat ze hem nu ziet. Hij heeft toch niet voor niets zo’n lange reis gemaakt.
Maar dan gebeurt iets dat hij niet had verwacht. Waarschijnlijk denkt het reuzenmeisje dat hij een vervelende bromvlieg is, want met een enorme klap slaat ze met haar hand tegen de raket aan. Met een grote boog vliegt de raket door de lucht en komt een eind verder op de grond terecht. Daan is er door de klap uit gevallen en ligt voor de derde keer op zijn kont. Hij gromt en wrijft over zijn billen. Dat doet best zeer. Zo’n reuzenmeisje is behoorlijk sterk en de grond is keihard.
Hij landt met zijn raket vlak bij de toren. Dat gaat wel een beetje vreemd. Hij glijdt namelijk een behoorlijk eind door. Het is er spekglad. Voorzichtig klimt hij uit de raket. En valt meteen op zijn kont. Au. Het lijkt hier wel een ijsbaan. Gelukkig kan hij ademen en voorzichtig glijdt hij stapje voor stapje naar de toren. Er is nergens een ingang te zien en ook geen raam of een trap of iets dergelijks. Het lijkt een echte zuurstok. Hij kan hem zelfs ruiken. Daan doet een stap dichterbij en likt er een beetje aan. Hij likt nog een keer en nog een keer. Het smaakt echt naar een zuurstok. Dat is toch vreemd.
Dan begint de grond te trillen. Heel hard te trillen. Het is een aardbeving of er komt iets zwaars aanlopen. Een dinosaurus? Nee, er komt een reus recht op hem af. Alleen is het geen woeste reus. Maar een meisjesreus. Een meisje dat groter is dan de toren. Veel groter. Zo groot dat ze Daan niet eens ziet en bijna bovenop hem gaat staan. Hij rent vlug opzij en valt natuurlijk meteen weer op zijn kont. Au. Stom. Terwijl hij languit op de ijsbaan ligt, ziet hij hoe het meisje de toren pakt en eraan begint te likken. Het is echt haar zuurstok. Ze lacht en huppelt op en neer. Zij is het zeker gewend dat het spekglad is, want zij blijft gewoon staan.
‘Hé meisje,’ schreeuwt Daan omhoog. ‘Kijk eens uit. Ik ben er ook nog. Straks trap je nog op mij.’
Ze hoort hem niet en ziet hem niet. Hij is veel te klein. Daan zucht en glijdt zo snel mogelijk terug naar zijn raket. Hij springt erin en kan nog net opstijgen voordat de raket ondersteboven valt door het gehuppel van dat meisje. Hij start de motor en vliegt omhoog naar haar gezicht. Met twee handen zwaait hij door het raampje naar haar. Misschien dat ze hem nu ziet. Hij heeft toch niet voor niets zo’n lange reis gemaakt.
Maar dan gebeurt iets dat hij niet had verwacht. Waarschijnlijk denkt het reuzenmeisje dat hij een vervelende bromvlieg is, want met een enorme klap slaat ze met haar hand tegen de raket aan. Met een grote boog vliegt de raket door de lucht en komt een eind verder op de grond terecht. Daan is er door de klap uit gevallen en ligt voor de derde keer op zijn kont. Hij gromt en wrijft over zijn billen. Dat doet best zeer. Zo’n reuzenmeisje is behoorlijk sterk en de grond is keihard.
Op dat moment hoort hij iemand achter zich. Hij draait zich vliegensvlug om en ziet nog een meisje staan. Maar dit meisje is net zo groot als hijzelf. Hij kijkt om zich heen. Het reuzenmeisje is nergens meer te zien. Die is zeker bang voor bromvliegen, denkt Daan en moet toch een beetje lachen. Zo’n grote reus die bang is voor een vlieg, dat is een goeie grap.
Het meisje dat voor hem staat heeft een klein zuurstokje in haar hand en likt er aan. ‘Hoi,’ zegt ze. ‘Wil jij mijn vriendje zijn?’ Ze steekt het laatste stukje zuurstok in haar mond. Dan knipt ze met haar vingers en heeft plotseling een rode lolly in haar hand. Ze knipt nog een keer en heeft in haar andere hand een groene lolly, die ze naar hem uitsteekt.
Daan kijkt haar verbaasd aan en pakt de lolly aan. Wat gebeurt hier allemaal? Waar komt die lolly ineens vandaan. Dan beseft hij dat het meisje precies lijkt op het reuzenmeisje dat hem als een bromvlieg heeft weg gemept. Wat zou dat betekenen?
‘Heb jij net dat andere meisje gezien? Die reus?’
Ze haalt haar schouders op en schudt haar hoofd. ‘Er is hier geen ander meisje. Ik ben helemaal alleen.’
‘Maar …’ Daan krabt op zijn hoofd. Is dat reuzenmeisje nou zo klein geworden of is hij misschien groot geworden. Hij kijkt naar zijn raket die een stukje verder terecht is gekomen en ziet een piepklein raketje liggen. Daar zou zijn teen nog niet eens inpassen. Hij is dus een reus geworden. Hoe kan dat nou?
‘Waar is je moeder, meisje?’ Misschien weet zij hoe het verder moet.
‘Thuis,’ zegt ze en wijst omhoog.
Daan kijkt omhoog en ziet de andere kleurige planeten. Hij was ze helemaal vergeten. Hij kijkt weer naar het meisje. ‘Weet jij waarom ik zo groot ben geworden?’ vraagt hij een beetje benauwd.
Ze knikt en likt aan haar lolly. ‘Tuurlijk weet ik dat,’ zegt ze, alsof ze het een stomme vraag is. ‘Dat weet iedereen toch?’ Weer een likje van de lolly.
‘Nou, ik niet,’ antwoord Daan een beetje kriebelig en likt automatisch ook aan zijn lolly. Mm, lekker. Hij moet bijna naar huis, maar weet nog even niet hoe dat moet met dat kleine raketje.
‘Dit is een toverbal,’ zegt ze en ze stampt met haar voet op de grond.
Dan ziet Daan dat de grond niet meer paars is, maar knalgroen. De hele planeet is een toverbal.
‘Maar … hoe ben ik dan zo groot geworden?’
‘Sorry,’ zegt ze. Haar lolly is bijna op. ‘Dat heb ik gedaan. Iedereen kan hier toveren. Daarom is het ook een toverbal.’
‘Maar ik wil helemaal geen reus zijn?’
‘Jammer,’ zegt ze en klapt twee keer in haar handen. Hij ziet dat het meisje groter wordt. Groter en groter, totdat ze weer een reus is. Net zo groot als de eerste keer dat hij haar zag.
Ze kijkt naar beneden. Nu ziet ze hem wel. ‘Zo beter?’ zegt ze. Dan knipt ze weer met haar vingers en pakt een dropje uit het zakje dat ze ineens in haar hand heeft. Sabbelend op het dropje loopt ze teleurgesteld weg. Ze is weer alleen. Geen vriendje vandaag.
Daan kijkt haar na. Wat een vreemde planeet. Hij kijkt naar zijn raket. Die is weer normaal. Dat betekent dat het meisje hetzelfde is gebleven en hij juist kleiner is geworden. Hij schudt met zijn hoofd. Best ingewikkeld om over na te denken. Hij glijdt naar zijn raket en stapt in. Snel wegwezen voordat ze weer in haar handen klapt.
Even later is hij thuis en met een diepe zucht draait hij zich om in bed. Heel even knipt hij met zijn vingers. Er gebeurt niets. Geen zuurstok, geen lolly en geen zakje met dropjes. Jammer. Wat een vreemde, maar wel leuke droom was dat.
Het meisje dat voor hem staat heeft een klein zuurstokje in haar hand en likt er aan. ‘Hoi,’ zegt ze. ‘Wil jij mijn vriendje zijn?’ Ze steekt het laatste stukje zuurstok in haar mond. Dan knipt ze met haar vingers en heeft plotseling een rode lolly in haar hand. Ze knipt nog een keer en heeft in haar andere hand een groene lolly, die ze naar hem uitsteekt.
Daan kijkt haar verbaasd aan en pakt de lolly aan. Wat gebeurt hier allemaal? Waar komt die lolly ineens vandaan. Dan beseft hij dat het meisje precies lijkt op het reuzenmeisje dat hem als een bromvlieg heeft weg gemept. Wat zou dat betekenen?
‘Heb jij net dat andere meisje gezien? Die reus?’
Ze haalt haar schouders op en schudt haar hoofd. ‘Er is hier geen ander meisje. Ik ben helemaal alleen.’
‘Maar …’ Daan krabt op zijn hoofd. Is dat reuzenmeisje nou zo klein geworden of is hij misschien groot geworden. Hij kijkt naar zijn raket die een stukje verder terecht is gekomen en ziet een piepklein raketje liggen. Daar zou zijn teen nog niet eens inpassen. Hij is dus een reus geworden. Hoe kan dat nou?
‘Waar is je moeder, meisje?’ Misschien weet zij hoe het verder moet.
‘Thuis,’ zegt ze en wijst omhoog.
Daan kijkt omhoog en ziet de andere kleurige planeten. Hij was ze helemaal vergeten. Hij kijkt weer naar het meisje. ‘Weet jij waarom ik zo groot ben geworden?’ vraagt hij een beetje benauwd.
Ze knikt en likt aan haar lolly. ‘Tuurlijk weet ik dat,’ zegt ze, alsof ze het een stomme vraag is. ‘Dat weet iedereen toch?’ Weer een likje van de lolly.
‘Nou, ik niet,’ antwoord Daan een beetje kriebelig en likt automatisch ook aan zijn lolly. Mm, lekker. Hij moet bijna naar huis, maar weet nog even niet hoe dat moet met dat kleine raketje.
‘Dit is een toverbal,’ zegt ze en ze stampt met haar voet op de grond.
Dan ziet Daan dat de grond niet meer paars is, maar knalgroen. De hele planeet is een toverbal.
‘Maar … hoe ben ik dan zo groot geworden?’
‘Sorry,’ zegt ze. Haar lolly is bijna op. ‘Dat heb ik gedaan. Iedereen kan hier toveren. Daarom is het ook een toverbal.’
‘Maar ik wil helemaal geen reus zijn?’
‘Jammer,’ zegt ze en klapt twee keer in haar handen. Hij ziet dat het meisje groter wordt. Groter en groter, totdat ze weer een reus is. Net zo groot als de eerste keer dat hij haar zag.
Ze kijkt naar beneden. Nu ziet ze hem wel. ‘Zo beter?’ zegt ze. Dan knipt ze weer met haar vingers en pakt een dropje uit het zakje dat ze ineens in haar hand heeft. Sabbelend op het dropje loopt ze teleurgesteld weg. Ze is weer alleen. Geen vriendje vandaag.
Daan kijkt haar na. Wat een vreemde planeet. Hij kijkt naar zijn raket. Die is weer normaal. Dat betekent dat het meisje hetzelfde is gebleven en hij juist kleiner is geworden. Hij schudt met zijn hoofd. Best ingewikkeld om over na te denken. Hij glijdt naar zijn raket en stapt in. Snel wegwezen voordat ze weer in haar handen klapt.
Even later is hij thuis en met een diepe zucht draait hij zich om in bed. Heel even knipt hij met zijn vingers. Er gebeurt niets. Geen zuurstok, geen lolly en geen zakje met dropjes. Jammer. Wat een vreemde, maar wel leuke droom was dat.
leuk
BeantwoordenVerwijderen