De komkommerteckels

Het is bijna niet te geloven, maar ver weg aan de rand van een dicht en donker bos in Zuid-Amerika leeft een onbekend dier, de zogenaamde komkommerteckel. Hij is helemaal groen en ziet er uit als een echte komkommer. Dat komt omdat het ook een echte komkommer is. Het klinkt misschien raar, maar ik zal je vertellen hoe het in elkaar zit.
Zoals je misschien weet, groeien alle komkommers aan een grote klimplant en hangen daar te wachten tot ze rijp zijn. Vanaf dat ze een baby-komkommertje zijn, duurt dat wel drie maanden. Dan worden ze geplukt en in de supermarkt of bij de groenteboer verkocht. Je hebt vast wel eens komkommer gegeten. Ze zijn lekker sappig en heel gezond. Niets aan de hand zou je denken. Maar af en toe is er wel wat aan de hand. Als de komkommers aan de plant hangen en steeds dikker en langer worden, groeien er bij sommige komkommers na een tijdje kleine pootjes aan. Eerst denk je dat het gewoon bultjes zijn, maar al snel zie je dat het pootjes zijn, die ongeduldig bewegen om te gaan lopen. Tegelijk groeit er aan de ene kant een zwart neusje en aan de andere kant een dun staartje. Zo’n speciale komkommer is dan een groene teckel geworden. Ze spartelen net zo lang totdat ze van de plant afvallen en rennen dan met hun korte pootje het bos in. Zij willen natuurlijk niet verkocht worden en al helemaal niet opgegeten. Stel je voor. De boer weet dat allemaal niet, want als hij de rijpe komkommers gaat plukken, zijn alle komkommerteckels er al afgevallen en hollend in het bos verdwenen.
Zo gaat het ook met Trippeltje. Hij kijkt verbaasd om zich heen wanneer hij van de plant afvalt en weet even niet wat hij moet doen. Maar zijn pootjes beginnen meteen te trippelen en automatisch rent hij met de anderen mee naar het bos. Daar is hij veilig en kan hij spelen met andere komkommerteckels.

De komkommerteckels houden zich goed verborgen, want heel veel mensen, maar ook dieren zoals konijnen en cavia’s, houden van komkommer. Niet om mee te knuffelen, maar om op te eten. Het is echt vreselijk. Het gebeurt dan ook weleens dat een komkommerteckel is verdwaald en per ongeluk een konijn tegenkomt. Dat is natuurlijk schrikken en maar al te vaak ‘helaas pindakaas’ voor de komkommerteckel. Hij probeert nog wel te vluchten, maar dat is tevergeefs. Het konijn rent veel harder met zijn snelle poten, dan de komkommerteckel met zijn groene trippelpootjes. Dus kan het zomaar gebeuren dat het konijn een hap neemt van de lekkere komkommerteckel en dan kan de arme teckel zomaar ineens zijn achterste kontje kwijt zijn, met staartje en al.


Vandaag loopt Trippeltje wat dieper het bos in. Gewoon om te ontdekken hoe het er daar uitziet. Hij wil  nou eenmaal alles weten. Plotseling schrikt hij zich een apenstaartje. Er staat een konijn voor hem. Zo te zien is het een jong konijntje, dat nog veel moet leren.
‘Ben jij een komkommer?’ vraagt het konijn en snuffelt nieuwsgierig aan het staartje van Trippeltje.
Even denkt Trippeltje erover om weg te rennen, maar met zijn korte trippelpootjes gaat dat nooit lukken.
‘Nee,’ zei hij tegen het konijntje, ‘ik ben een teckel.’
‘Oh, maar misschien ben je wel heel lekker.’ Het konijn bijt alvast zachtjes in het staartje van Trippeltje.
Trippeltje maakte een sprongetjes van schrik. ‘Nee, hoor,’ zegt hij. ‘Ik ben heel vies. Bah. Niet om op te eten en ik stink ook.’ Uit angst laat hij een windje.
De neus van het konijntje begint te trillen. ‘Ik ruik wat en het is niet lekker. Bah.’ Hij neemt een reuzensprong en verdwijnt tussen de struiken.
Trippeltje zucht van opluchting en rent zo snel mogelijk terug naar de andere komkommerteckels.

Zolang er niets bijzonders gebeurt, gaat alles goed. Iedereen is tevreden en blij. Maar dan gebeurt er een ramp. Midden in een hete zomer ontstaat er brand in het bos waar de komkommerteckels wonen. Ze moeten rennen voor hun leven, anders worden ze gebakken komkommers. Maar waarheen? Ze weten het niet. Ze rennen en rennen. Als ze maar weg zijn bij de brand.
‘Kom op, Trippeltje,’  roepen ze naar achteren.
Trippeltje kan het maar net bijhouden met zijn kleine pootjes. Hij voelt de hitte van het vuur achter zich en doet zijn best om nog harder te rennen.
Zonder het te weten komen ze terecht in een ander bos, het konijnenbos. Vreselijk. Ze komen van de ene ramp in de andere ramp terecht. Het is meteen oorlog in het bos. De konijnen springen als gekken in het rond en proberen zoveel mogelijk van die lekkere hapjes te bemachtigen. Tjonge, jonge, wat een narigheid. Er worden heel wat komkommers opgegeten. De konijnen hebben een feestmaal, maar de komkommerteckels hebben groot verdriet om het verlies van sommigen van hun vriendjes. Uiteindelijk hebben de konijnen geen honger meer en ontsnappen ze uit het konijnenbos.
Trippeltje komt heelhuids uit de strijd en rent weer mee met de overgebleven komkommerteckels. Ze komen ze bij de zee en staan naast elkaar op het strand . Wat moeten ze doen? Ze hebben nog nooit zoveel water gezien en ook nooit geleerd om te zwemmen. Ze springen en ze blaffen tegen de golven, maar het helpt niets. De golven blijven op het strand spoelen. Dan kijken ze achterom en zien de eerste konijnen er al weer aan komen rennen. Die lusten wel weer een stukje komkommer. Ze zijn ook zo lekker sappig.
De komkommerteckels kunnen geen kant op. Ze moeten het water in, anders worden ze opgegeten. Een voor een springen ze in de zee en gaan kopje onder.
Trippeltje kijkt angstig naar de golven. Hij durft niet en rent rondjes op het strand, terwijl hij angstig blaft. Wat moet hij doen? Hij kijkt in de verte en ziet de vreselijke konijnen steeds dichterbij komen. Het zijn er heel veel. Zoveel windjes kan hij niet laten. Hij moet een beslissing nemen. Dan haalt hij diep adem en springt in het water.
Wat vreselijk. Hoe loopt dit af? De komkommerteckels zullen toch niet verdrinken? Nou, nee, nog niet tenminste. Ze houden allemaal hun adem in, anders stikken ze. Dat kunnen ze niet altijd volhouden. Dan worden ze steeds dikker. Dikker en dikker. Het lijkt of ze opgeblazen worden als een ballon.

L
angzaam stijgen ze naar boven. Ze komen boven water en blijven stijgen. Net als echte ballonnen. De konijnen op het strand kijken er met verbazing naar. Hun lekkere hapjes kunnen vliegen. Hoe is dat nou mogelijk?
Trippeltje kijkt naar beneden en steekt zijn tong uit tegen die nare konijnen. De komkommerteckels gaan weer ademhalen en daardoor worden ze ook weer dunner. Langzaam zakken ze naar beneden. Na een poosje staan ze weer bij elkaar op de grond. In een nieuw bos. Hier zijn ze nog nooit geweest en zo te zien leven er gelukkig geen vraatzuchtige konijnen. Iedereen is blij en ze leefden nog lang en gelukkig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten