Arie Kanarie

Het oude vrouwtje schuifelt naar de vogelkooi. Ze heeft een zakje voer in haar hand en daaruit schudt ze wat zaadjes in het bakje van haar kanarie.
‘Goedemorgen Arie,’ zegt ze met een bibberende stem, ‘heb je lekker geslapen?’
Arie kijkt haar aan en fluit een deuntje. Dan begint hij gulzig de zaadjes op te smikkelen. Het vrouwtje doet het deurtje van de kooi open zodat Arie een beetje kan rondvliegen in haar kamer. Soms gaat hij op haar hoofd zitten, maar meestal zit hij boven op de kast te fluiten, tot het weer tijd is om te eten.
Arie kijkt naar beneden en ziet Knakworstje lopen. Dat is de bruine teckel die ook in het huis woont. Knakworstje loopt naar zijn voerbak en begint met veel lawaai op de hondenbrokjes te knauwen. De maag van Arie begint te knorren. Hij heeft alweer honger. Eigenlijk heeft hij altijd honger.
‘Zou zo’n hondenbrokje lekker smaken? Het ziet er wel heel anders uit dan een vogelzaadje, maar ja … Knakworstje zit toch ook lekker te smullen.’
Arie vliegt naar de voerbak van Knakworstje en pikt in een brokje.
‘Hm, daar is niets mis mee.’
Hij pikt nog een keer en nog een keer. Het hele hondenbrokje is op. Arie laat een boer. Knakworstje schrikt ervan en loopt weg. Arie voelt zich kiplekker en heeft voor het eerst in zijn leven geen honger. Hij vliegt weer naar de kamer en gaat op het hoofd van het oude vrouwtje zitten.
‘Arie, Arie,’ zegt ze, ‘doe toch niet zo gek.’ Maar ze vindt het eigenlijk wel leuk.
De volgende dag eet Arie weer een hondenbrokje. En ook de dag erna. Het lijkt wel of ze steeds lekkerder gaan smaken. Arie voelt zich ook steeds fitter worden. Niet alleen fitter, maar ook sterker. Hij kijkt eens naar zijn vleugeltjes en ziet daar zowaar kleine spierballetjes komen. Sinds een week doet Arie ook zelf het deurtje van zijn kooi open. Gewoon een beetje kracht zetten en –hup- het deurtje vliegt open.
Arie neemt nu elke dag al twee hondenbrokjes. Knakworstje vond het eerst wel best, maar nu Arie er twee neemt, gromt hij een beetje boos en zegt: ‘Zo is het wel genoeg. Wegwezen nu.’
Maar Arie vliegt helemaal niet weg. Hij gaat voor Knakworstje staan, kijkt hem brutaal aan en slaat zo met zijn vleugeltje keihard op de neus van Knakworstje.
‘Au, dat doet zeer, stom, geel pluizebolletje.’
Door al die hondenbrokjes is Arie nu beresterk. Een echte stoere Arie Kanarie. Hij voelt zich zo geweldig dat hij door het open raam naar buiten vliegt.
‘Ik ben voor niks of niemand bang,’ en hij begint heel hard liedjes te fluiten.
Dan ineens is Arie stil. Op de dakgoot zit een heel, mooi vogeltje. Een klein meisjesvogeltje met glimmende, blauwe veertjes. Arie is meteen verliefd. Hij vliegt omhoog naar de dakgoot en gaat naast haar zitten.
‘Hoi, ik ben Arie Kanarie,’ en hij fluit een mooi deuntje.
‘Hallo,’ zegt ze met een hoog stemmetje, ‘ik ben Marietje Parkietje,’ en ook zij fluit een mooi liedje. Ze zijn meteen vriendjes en vliegen samen naar een hoge boom. 


Ze zitten er nog maar net of er komt een grote zwarte kraai aanvliegen. Met veel geklepper van zijn vleugels snauwt hij met een boze stem: ‘Hé kleintjes, dit is mijn tak, ophoepelen,’ en hij pikt gevaarlijk met zijn snavel in de richting van Marietje. Dat had hij natuurlijk niet moeten doen. Arie loopt boos naar de kraai toe, die verbaasd kijkt wat er gaat gebeuren. Voordat de kraai wat kan doen, heeft Arie hem al bij zijn vleugel gepakt en slingert hem zo over de tak naar beneden. Met een hoop gefladder van zijn vleugels en gekraak van takken, zit hij even later op de grond. Hij schudt met zijn kop, kijkt verschrikt om zich heen en vliegt weg.
Marietje kijkt vol bewondering naar haar nieuwe vriendje Arie. ‘Wat is hij sterk,’ denkt ze, ‘en wat is hij knap’, zucht ze.
‘Kom,’ zegt Arie, ‘ik weet een veilige plek’ en hij vliegt samen met Marietje naar zijn kooi bij het oude vrouwtje.
‘Hallo Arie’, zegt ze, ‘ben je weer terug? Ik zie dat je een vriendinnetje hebt meegenomen. Wat een lief parkietje.’ Ze doet het voerbakje extra vol.
Marietje vind het oude vrouwtje meteen aardig en wil hier wel blijven wonen. Dan ziet ze ineens knakworstje lopen. Ze schrikt zich een hoepeltje in de rondte en schreeuwt: ‘Help Arie, een monster.’ 

Arie komt er vliegensvlug aan en gaat voor Knakworstje staan. Ze kijken elkaar heel lang aan en even later zijn ze toch allemaal vriendjes. Arie en Marietje mogen zelfs meerijden op de rug van Knakworstje. En Arie mag zelfs elke dag twee hondenbrokjes eten. Marietjes pikt ook een keer in zo’n brokje, maar spuugt het gelijk weer uit. ‘Bah,’ zegt ze, ‘wie vindt dat nou lekker?’

Arie wordt steeds sterker. Hij helpt het oude vrouwtje nu al met de ramen wassen en met stofzuigen. Marietje maakt zich zorgen. ‘Arietje,’ zegt ze dan, ‘hou nu maar eens op met de hondenbrokjes. Je wordt zo sterk. Dat gaat vast een keer helemaal mis’.
Arie trekt zich er niets van aan en neemt dan expres drie brokjes.
‘Ha,’ antwoordt hij dan, ‘ik wil nog wel honderd keer zo sterk worden.’ En voor de lol tilt hij een stoel op.
De volgende dag gaat het dus mis. Arie heeft zo’n pijn in zijn vleugels dat hij niet meer kan vliegen.
‘Ooh’, jammert Marietje, ‘Zie je nou wel. Ik zei het toch. Ooh, wat moeten we doen?’


Het oude vrouwtje neemt Arie mee naar de dierenarts. Arie ligt slap in een doosje; hij kan niet meer zo goed bewegen. De dierenarts onderzoekt hem helemaal. Hij luistert naar zijn hartje, kijkt in zijn snaveltje, kriebelt onder zijn vleugels en trekt aan zijn pootjes.
‘Tja, tja,’ zegt de dierenarts met een ernstig gezicht, ‘uw kanarie heeft last van hondenbrokkeritus. Dat zien we wel vaker bij mensen die een kanarie en een hond samen in huis hebben.’
‘Hij gaat toch niet dood?’ vraagt de oude vrouw en ze veegt een traan van haar wang.
‘Nee hoor, maar hij moet veel drinken en mag nooit meer een hondenbrokje eten.’
Na een paar dagen is Arie opgeknapt. Marietje heeft al die tijd naast hem gezeten en ook Knakworstje kwam soms kijken hoe het ging. Arie vliegt al weer in het rond en eet vogelzaadjes. Hij is niet meer sterk, maar wel blij met Marietje. Samen gaan ze op het hoofd van het oude vrouwtje zitten.
‘Arie en Marietje,’ zegt ze, ‘doen jullie toch niet zo gek.’ Maar ze vindt het eigenlijk wel leuk.