‘Ik durf het
gewoon niet, pap,’ zegt het adelaarsjong tegen zijn vader. Ze staan naast elkaar op de rand
van het nest, helemaal op de top van een hoge rots.
‘Jongen, je hebt
toch al je fladderoefeningen goed gedaan. En je kan toch 100 keer opdrukken en
20 minuten touwtje springen?’
‘Ja pap, maar …,’
piept het adelaarsjong nog.
‘Niks geen
gemaar,’ zegt zijn vader, ‘je bent er helemaal klaar voor.’ En hij geeft het
jong een duwtje en hopla, daar gaat ie. Zo over de rand van het nest de afgrond
in.
‘Waaaah,’ schreeuwt het jong en hij fladdert als een gek met zijn vleugeltjes.
‘Waaaah,’ schreeuwt het jong en hij fladdert als een gek met zijn vleugeltjes.
‘Waaaah,’ schreeuwt een wezel, die onder de boom
lag te slapen en de schrik van zijn leven krijgt.
Een hard
gefladder en een hoop gekraak. En daar ligt het adelaarsjong, bovenop een berg bladeren. Hij
kijkt versuft om zich heen.
‘Waar kom jij nou
ineens vandaan,’ hoort hij naast zich.
‘Oh,’ antwoordt
het adelaarsjong, ‘ik ben naar beneden komen vliegen.’
‘Ja, dat zie ik,’
zei de wezel en hij proest in lachen uit,
‘nou, je kan vast heel veel, maar vliegen hoort daar niet bij.’
‘Ik wil eigenlijk ook
helemaal niet vliegen,’ zegt het beteuterde adelaartje, ‘het is gewoon eng.’
‘Hmm,’ zei de
wezel, ‘dat is niet normaal hoor, je bent namelijk een adelaar!’
'Ja en?' zegt het jong, terwijl hij de wezel vragend aankijkt.
'Nou, een adelaar is een grote sterke vogel, die heel hoog kan vliegen en nergens bang voor is.'
'Ik dus wel,' piept hij en voelt zich in een keer stom.
‘Wow,’ zegt het
adelaartje, wanneer hij het hol van de wezel binnen loopt. ‘Wat een groot hol.’
Het is ook echt een groot hol. Dat komt omdat deze wezel een aparte hobby
heeft. Hij houdt namelijk van varen in een luchtballon. En die wordt binnen opgeblazen
en door een gat bovenin het hol stijgt de ballon dan op. Het adelaartje is
verbijsterd. Een luchtballon. Dat is natuurlijk de oplossing. Hij durft niet te
vliegen, maar in een luchtballon…
De wezel staat er
glimlachend bij te kijken. Dat had hij wel gedacht. Zo’n ballon is echt iets
voor een adelaar met hoogtevrees.
‘Ik heb nog een
oude luchtballon. Die mag jij hebben. Hij doet het verder goed en het werkt heel
makkelijk,’ gaat de wezel verder, ‘er hangen twee touwen, als je de ene trekt
dan ga je omhoog en als je aan de andere trekt dan ga je naar beneden. Makkie
toch?’
De wezel heeft nog meer slimme dingen. ‘Kijk,’ zegt hij, ‘wanneer je dit
meeneemt, dan ben je helemaal klaar.’
‘Een
hengel?’ vraagt het jonge adelaartje verbaasd.
‘Denk na, kom op,
denk na,’ zegt de wezel.
Maar hij kan
niets verzinnen.
‘Wat gebeurt er
nou wanneer je aan het haakje geen worm doet, maar een stukje kaas? Ja,
precies, dan kan je muizen vangen. En adelaars houden van muizen. Gewoon hengeltje overboord, stukje kaas
eraan en vissen maar, eh, ik bedoel muizen maar.’
Het jonge adelaartje kijkt bewonderd naar de wezel, die zoveel weet.
Het jonge adelaartje kijkt bewonderd naar de wezel, die zoveel weet.
‘Hé pap,’ zegt
het kleine adelaartje, ‘kijk mij eens.’
De grote adelaar
schrikt en vergeet even te fladderen.
‘Ben jij het
echt?’ zegt hij, ‘we dachten dat je neergestort was.’
‘Nee, pap, ik ben
het echt’ en hij vliegt met de ballon tot bovenop de rots vlak naast het grote adelaarsnest.
‘Hoi mam,’ zegt
het adelaartje.
Vanaf dat moment gaat het adelaartje elke dag met de luchtballon een eindje varen. Net zo lang totdat hij ook zonder luchtballon zelf durft te vliegen.
Vanaf dat moment gaat het adelaartje elke dag met de luchtballon een eindje varen. Net zo lang totdat hij ook zonder luchtballon zelf durft te vliegen.
Een paar weken later schuifelt een wezel tussen de bladeren heen en weer. Hij is op zoek naar muizen en schrikt enorm wanneer er een donkere schaduw over hem heen komt.
Het is een grote adelaar, zo een die met gemak een wezel aan zou kunnen.
‘Ik doe je niets,
vriend wezel,’ zegt de grote adelaar, ‘dank zij jouw luchtballon durf ik weer
te vliegen. Nog bedankt.’ En hij scheert er vandoor.
De wezel kijkt
hem glimlachend na.