De drie kleine biggetjes

Lang geleden waren er eens drie kleine biggetjes. Hun moeder stuurde hen de wereld in om hun geluk te zoeken.

Het eerste biggetje kwam een man tegen met een grote bos stro.
'Alstublieft meneer, wilt u mij dat stro geven om er een huisje van te bouwen?'
De man deed het en het varkentje ging boven op het zachte stro liggen. Hij was te moe om een huis te bouwen en viel in slaap.


Niet lang daarna kwam een gemene wolf aanlopen.
'Varkentje, varkentje, waar is je huisje?'
Het varkentje opende zijn ogen en zei: 'Ik ben zo moe. Ik wil slapen.' Hij deed zijn ogen weer dicht.
'Maar varkentje ik moet je huisje omver blazen, dan kan ik je daarna opeten.' De wolf was wanhopig. Zo hoorde het niet. Eerst blazen, dan eten.
'Kan jij mijn huisje niet bouwen, alsjeblieft?'
De wolf snapte er niets meer van, maar ging wel aan het werk. Er moest toch een huisje komen. Toen hij bijna klaar was sprong het biggetje overeind en ging voor het huisje staan. Hij haalde eens heel diep adem en blies in een keer het huisje omver. De wolf lag eronder.

Het varkentje rende snel naar zijn broertje. Het tweede varkentje was een man tegengekomen die net planken had gezaagd.
'Alstublieft meneer,' had hij gevraagd. 'Wilt u mij die planken geven om er een huisje van te bouwen?'
De man deed het, maar alle takken rolden op de grond door elkaar. Toen hij ze uitgezocht had, was hij te moe om nog een huisje te bouwen. Hij zat boven op de planken en gaapte. Het eerste varkentje ging naast zijn broertje zitten en samen vielen ze in slaap.

Niet lang daarna kwam dezelfde wolf aanlopen. Hij was woest en in de war. Het verhaal ging helemaal niet zo als het hoorde. Hij zag de bos takken met twee slapende varkentjes bovenop.
'Varkentjes, varkentjes, waar is jullie huisje?'
Een varkentje opende zijn ogen en zei: 'Wij zijn zo moe. We willen slapen.' Hij deed zijn ogen weer dicht.
'Maar, maar, ... De wolf krabde achter zijn oren en rolde met zijn ogen.
'Wakker worden,' riep hij wat harder. 'Ik moet jullie huisje omver blazen, dan kan ik jullie daarna opeten.' De wolf werd steeds wanhopiger. Hij moest nou eenmaal eerst blazen en mocht dan pas eten. Zo ging het verhaal.
'Kan jij mijn huisje niet bouwen?' vroegen de varkentjes.
De wolf zuchtte en ging aan het werk. Er moest toch een huisje komen.
Toen hij bijna klaar was sprongen het biggetjes overeind en gingen voor het huisje staan. Ze  haalden tegelijkertijd heel diep adem en bliezen in een keer het huisje omver. De wolf lag onder de planken.

De twee geschrokken varkentjes renden naar hun oudere broertje, die zo verstandig was geweest om een huis van steen te bouwen. Hij had wel doorgewerkt en het huisje was klaar. Ze zaten alle drie lekker warm in het huis en zagen door het raam de wolf aan komen. Hij was woester dan hij ooit was geweest. Zijn ogen waren rood van kwaadheid en op zijn bek stond schuim van het brullen. Hij had een verschrikkelijke honger. Hij lustte wel drie varkentjes tegelijk.

'Kom uit jullie huisje,' schreeuwde hij en bonsde hard op de deur.
'Nee,' riep het oudste varkentje. 'Dat doen we niet, anders eet je ons op.'
De wolf brulde nog harder.
'Dan blaas ik jullie huis omver.'
Hij ging voor het huis staan en haalde eens diep adem. En blies zo hard als hij kon. De bomen naast het huis vielen om, zo hard blies hij, maar het huisje van steen bleef staan. Verbaasd keek de wolf rond. Het leek wel of er een orkaan tekeer was gegaan. Alles was weg, behalve dat stomme huisje. Achter het raam stonden de drie varkentjes angstig naar buiten te kijken.
De wolf zag ze en werd helemaal gek. Hij was een wolf en iedereen moest bang voor hem zijn. Plotseling hoorde hij een diep gerommel, alsof het ging onweren. Het keek naar de lucht, maar het was zijn maag die rommelde van de honger. Nu was hij het helemaal zat en sprong overeind. Hij moest een biggetje hebben anders ging hij dood van de honger. Hij klom langs de regenpijp omhoog naar het dak en wilde door de schoorsteen naar beneden zakken om de biggetjes te pakken. Ondertussen brulde hij dat ze niet meer konden ontsnappen.
Het oudere broertje had dat wel verwacht en onder de schoorsteen had hij een groot vuur in de open haard aangestoken. Als de wolf door de schoorsteen naar beneden zakte, zou hij zijn billen branden. De broertjes hadden nu al schik bij dat idee. Maar de vlammen werden steeds groter en groter. Ze hadden er teveel hout op gegooid. De vlammen sloegen om zich heen en het huisje begon te branden. De drie varkentjes renden naar buiten en keken met tranen in hun ogen naar het huisje dat helemaal afbrandde. Naast hen stond de wolf. Hij had ook tranen in zijn ogen en nog steeds honger, maar hij wilde nooit meer zo'n ellendige varkentje zien. Hij ging maar eens een bord soep maken en met de staart tussen zijn poten liep hij teleurgesteld weg. 
De drie varkentjes keken elkaar aan en zonder wat te zeggen liepen ze samen terug naar hun moeder. Daar waren ze het meest gelukkig.


1 opmerking: