Het is midden in de nacht. Op een open plek in het bos dansen zes donkere gedaanten in het maanlicht. Het is een heksenkring. Alleen wanneer er iets belangrijks is, komen ze bij elkaar. En er is iets belangrijks. Ze zijn heel erg verdrietig. Alle zes. Het lijkt wel of ze vrolijk in het rond dansen, maar zo voelen ze zich niet. Het lied dat ze zingen klinkt zo vals als een kraai en lijkt meer op het huilen van een stel wolven. Vreselijk om naar te luisteren. De andere dieren in het bos gruwelen van angst en verdwijnen hoog in de bomen of verstoppen zich in hun holen. Huilende heksen is het ergste wat je kan overkomen. Je weet maar nooit wat er dan gebeurt. Zomaar ineens kunnen alle dieren in het bos veranderen in vleermuizen. Dat wil je niet, want heksen houden van gefrituurde vleermuisvleugeltjes. Brr. Er gaat iets gebeuren, iets vreselijks. Dat moet wel.
Wanneer de zes heksen aan het eind van de nacht stoppen met dansen en huilen, gaan ze dicht bij elkaar zitten om te bespreken wat ze moeten doen aan hun verdriet. In het midden van de kring staat een grote pot met levende torretjes. Af en toe steekt een heks haar hand in de pot om een handvol te pakken en in haar mond te stoppen, alsof het pinda’s zijn. Niemand zegt iets. Je hoort alleen het gekraak van de torretjes tussen de tanden.
‘Ik mis haar zo vreselijk,’ zegt de oudste heks, die als eerste de stilte verbreekt.
‘Ik ook,’ antwoordt een andere heks, ‘was ze maar weer terug.’
‘Ja,’ knikt weer een andere heks en peutert met haar lange, spitse nagels een paar torrenpootjes weg die tussen haar tanden zitten. ‘Het was geweldig om haar heksendingetjes te leren.’
‘Onze lieve, kleine, schattige Knierpje.’
‘Konden we haar maar terugtoveren.’
‘Nee, dat mag niet,’ zei de oudste heks. ‘We hebben een oude spreuk gebruikt om haar weer naar huis te toveren en dat moet zo blijven.’ Ze steekt haar hand in de pot en trekt hem er teleurgesteld weer uit. Alle torretjes zijn op.
Ze zuchten nog eens diep . Wat kunnen ze doen?’
Plotseling staat de jongste heks op. ‘Ik weet het,’ roept ze enthousiast. ‘Ik weet hoe we een nieuw, schattig mensenkindje kunnen krijgen.’ Ze gaat weer zitten en de andere heksen gaan dicht om haar heen zitten. Ze hebben een geheim te bespreken en dat mag natuurlijk niemand horen. Stel je voor. Heksengeheimen zijn alleen bedoeld voor heksen en niet voor dieren of mensen. Ze zeggen dat je oren er af vallen wanneer je probeert om ze af te luisteren. Als ze klaar zijn met hun geheime gefluister, komt de zon al op. Ze hebben de hele nacht gedanst en gepraat, maar het plan is klaar. Morgennacht gaan ze het doen. In het geheim natuurlijk. Niemand mag iets weten.
De volgende dag wachten vijf heksen gespannen af, wat de oudste heks kan vinden in het grote spreukenboek. Ze willen een nieuw mensenkindje, die ze kunnen vertroetelen, knuffelen en verwennen. Gewoon een lief meisje of jongetje, die ze allerlei heksendingen kunnen leren, zoals borrelende mollensoep koken of heerlijke, rode jam van lieveheersbeestjes maken. Hmm. Ze hebben er nu al zin in. Als de spreuk maar gevonden wordt.
Plotseling klinkt de krakende stem van de oudste heks: ‘Ja, hier heb ik de spreuk die ik zocht.’ Allemaal komen ze boven het boek staan, dat is opengeslagen op de bladzijde met verschijningsspreuken.
‘Kijk, die spreuk,’ zegt ze en wijst met een magere wijsvinger naar een spreuk, waarbij een hoop kleine lettertjes staan.
‘Ik kan de spreuk lezen,’ zegt een heks, ‘maar wat staat er in de kleine lettertjes?’
‘Dat weet ik niet, daar zijn mijn oude ogen te slecht voor.’
De andere heksen kunnen de kleine lettertjes ook niet lezen, maar dat is vast niet belangrijk.
‘Zal ik het doen?’ vraagt de oudste hekst opgewonden en kijkt een beetje zenuwachtig de kring rond. ‘Zal ik de spreuk uitspreken om een nieuw mensenkindje te laten verschijnen?’
De heksen knikken.
Dan gaan ze allemaal staan met de armen wijd en de oudste heks spreekt langzaam, maar wel duidelijk, de woorden van de verschijningsspreuk. ‘Hier moet je zijnzijn, want hier is het fijnfijn. Doe je ogen dicht en verschijnschijn.’
Midden tussen de heksen verschijnt een rookwolkje en er klinkt een klein knalletje. Ze schrikken zich een puntmutsje en doen snel een stapje achteruit. Wanneer het rookwolkje weg is, staat er ineens een mensenkindje. Een schattig jongetje van een jaar of zes. Hij kijkt naar de heksen en zegt met een hoog stemmetje: ‘Hoi, ik ben Lucas.’
Even is het stil, maar dan beginnen de heksen allemaal door elkaar te praten.
De kleine Lucas houdt zijn handen voor de oren. Wat een gekakel, hij verstaat er geen woord van.
De heksen zwijgen nu en kijken hun nieuwe kind vertederd aan.
Een heks doet voorzichtig een stapje naar voren en houdt een pot voor Lucas. ‘Hier, pak er maar twee.’
Lucas kijkt erin en doet meteen een stapje achteruit. ‘Ajakkes, dat zijn sprinkhanen.’
De heks knikt glimlachend. ‘Ja, lekker om op te knabbelen.’
Lucas schudt zijn hoofd en ziet tot zijn verbazing dat de hekst met de pot verdwijnt. Gewoon weg. Foetsie. Alsof ze er nooit is geweest.
De tweede heks stapt naar voren. ‘Je zal wel honger hebben. Lust je misschien een broodje?’ Ze houdt een papier zak open voor hem.
Lucas beseft dat hij inderdaad honger heeft en een lekker broodje zou er wel ingaan. Hij steekt zijn hand in de zak en pakt er een broodje uit. Dat ziet er tenminste normaal uit, maar op het moment dat hij een hap wil nemen, ziet hij twee staartjes uit het broodje hangen. Hij doet het broodje open en kijkt met afschuw naar twee kleine muizen die naast elkaar op het broodje liggen. ‘Ajakkes, dat zijn muizen.’
‘Ja, lekker een broodje met muisjes.’
Hij schudt wild met zijn hoofd en ook nu verdwijnt niet alleen de zak met broodjes, maar ook de heks. Gewoon weg. Foetsie. Alsof ze er nooit is geweest.
De andere heksen kijken verbaasd dat hun twee zussen zomaar zijn verdwenen, maar willen toch graag iets lekkers geven aan dat lieve jongetje. Ze willen hem vertroetelen, knuffelen en verwennen,
Weer stapt er een heks naar voren. Ze glimlacht en houdt iets achter haar rug. ‘Ik heb iets voor je dat echt lekker is. Ik had het al bijna zelf opgegeten.
Lucas kijkt haar nieuwsgierig aan. Zijn maag begint steeds meer te knorren van de honger. ‘Wat dan?’ vraagt hij en likt langs zijn droge lippen.
‘Alsjeblieft,’ zegt ze enthousiast en pakt achter haar een levende slang die ze aan het puntje van zijn staart vasthoudt. Hij kronkelt in haar hand en maakt een sissend geluid.
‘Maar dat is een levende slang,’ gilt Lucas en doet opnieuw een stapje achteruit.
‘Ja, lekker hè. Je moet in een keer zijn koppetje eraf bijten, dan smaakt hij het lekkerst.’
‘Ajakkes, ik lust geen slang,’ antwoordt Lucas.
Ook deze heks verdwijnt met rat en al. Gewoon weg. Foetsie. Alsof ze er nooit is geweest.
Tot slot blijft alleen de oudste heks over. Zij heeft een blikje met verse pissebedden. Die heeft ze vanmorgen in het bos gevangen. Speciaal voor het nieuwe kindje. Heerlijk. Toch durft ze het niet te geven. Op de een of andere manier zijn al haar zussen verdwenen en ze snapt niet waarom. Zou het met de kleine lettertjes te maken hebben in het grote spreukenboek. Ze loopt er langzaam heen en kijkt nogmaals naar de lettertjes. Nee, ze kan het echt niet lezen. Ze kijkt achterom naar het schattige jongetje. ‘Lucas, kom eens hier. Kan jij misschien lezen wat hier staat?’ Ze wijst met haar vinger naar de kleine lettertjes.
Lucas kijkt ernaar en kan het met zijn jonge ogen goed lezen. Hij knikt en vraagt of hij het voor moet lezen.
De oudste heks knikt en houdt voor de zekerheid het blikje met de pissebedden verborgen achter haar rug.
Lucas kijkt goed naar de lettertjes. Er staan best moeilijke woorden tussen. Toch lukt het hem om het hardop te lezen. ‘Wie een kind voor zichzelf wil laten verschijnen, zal door het verboden woord ‘ajakkes’ verdwijnen.’
De oudste hekst slaat van schrik haar hand voor de mond en laat per ongeluk het blik met de pissebedden op de grond vallen.
Lucas kijkt met een vies gezicht naar al die krioelende beestjes en roept: ‘Ajakkes.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten