Kareltje de circuskip

Toen Kareltje uit het ei kwam, zag moeder Kip meteen dat het een bijzonder kuikentje was. Hij keek een beetje scheel, had maar hele kleine vleugeltjes en zijn ene pootje was korter dan de andere. Eigenlijk een raar kuikentje. Toch was ze meteen gek op dat kleintje.
‘Die redt het wel,’ dacht ze.
Kareltje was vanaf het begin de lolbroek van de familie. Hij deed altijd rare kunstjes. Op een keer deed hij zomaar de salto. Gewoon hup, een sprongetje omhoog, een koprol in de lucht en hij stond weer op zijn pootjes. Hij keek iedereen scheel aan en zei met een hoog stemmetje: ‘Pieperdefliep, dat ging lekker.’
Geen van zijn broertjes of zusjes kon hem nadoen. Soms probeerden ze het wel, maar dan vielen ze op hun kop of rolden hobbeldebobbel het nest uit. Ook toen ze wat ouder werden en Kareltje al bijna een kipje was, deed hij nog steeds al die kunstjes. Vooral de salto, die vond hij zelf het leukst om te doen.
‘Nou Kareltje,’ zei zijn moeder vaak, ‘zit nou toch eens stil, altijd dat gespring, je lijkt wel een circuskip.’ Ze zei het voor de grap, maar Kareltje ging er toch over nadenken.
‘Hm, een circuskip? Dat klinkt best leuk, dan kan ik de hele dag kunstjes doen.’
Overdag wanneer Kareltje in de kuikenklas zat, droomde hij over het circus.
De juf zei: ‘Kareltje, Kareltje, zit niet zo te dromen.’
En ook in de eerste kippenklas bleef hij dromen, tot op een dag het circus in de stad was. Op de markt stond een hele grote tent en je hoorde het gebrul van leeuwen en het getetter van olifanten. Dat was de kans voor Kareltje. Hij kamde zijn veertjes, poetste zijn snavel, zette zijn mooiste muts op en ging op weg naar het circus. Bij de ingang vroeg hij naar de circusdirecteur.
‘Ik ben Kareltje Kip,’ zei hij tegen de directeur, ‘en ik wil graag bij het circus.’
De directeur keek hem aan en zei: ‘Hm, bij het circus, hè?’
‘Ja,’ tokte Kareltje, ‘ik kan een leuk kunstje.’
‘Nou, vooruit, laat maar eens wat zien.’
Kareltje nam een sprongetje en maakte een salto. Hij keek de directeur scheel aan en wachtte af. De directeur moest heel erg lachen.
‘Ha, ha, ha, jij bent een leuke kip. Ja, jij kan hier misschien wel wat doen. Ga maar naar de clown en doe dat kunstje ook maar voor hem.’ Ook de clown vond het leuk en ’s avonds mocht Kareltje samen met de clown optreden.

DE SALTO VAN KARELTJE KIP
'Pieperdefliep, dat ging lekker'

’s Avonds was het druk in de circustent. De mensen zaten in spanning te wachten.
‘En dan nu dames en heren,’ riep de directeur naar het publiek, ‘vanavond voor de eerste keer een optreden van Kareltje Kip.’
Kareltje deed zijn kunstje en het publiek lachte zich de krampen in de buik. Ze klapten zo hard dat Kareltje er doof van werd.
De clown riep: ‘Kom Kareltje Kip, we gaan, het optreden is afgelopen, nu komen de olifanten.’ Maar Kareltje hoorde niks meer en bleef maar scheel kijken naar alle mensen. De mensen bleven maar klappen.
De olifanten kwamen al binnen en Kareltje stond er nog steeds. Toen de zes grote olifanten op een rij stonden en tegelijk trompetterden, hoorde Kareltje nog steeds niets. Hij dacht: ‘Ik doe mijn kunstje gewoon nog een keer,’ en hij sprong omhoog, deed de salto, kwam keurig op zijn pootjes terecht en keek scheel in het rond. Ineens zag hij de zes olifanten. Maar de zes olifanten zagen hem ook en ze moesten zo lachen om Kareltje, dat ze op hun rug door het circus rolden. Ze hielden niet op met lachen, tot ze tegen de paal van de grote circustent aan rolden en de hele circustent instortte. Iedereen zat onder het doek en zag niets meer.
Ook Kareltje zat ineens in het donker. Hij rende tussen alle benen en poten door naar buiten. Daar zag hij wat er gebeurd was. De circustent was ingestort. Kareltje belde meteen de brandweer.
Toen de brandweer kwam, vroegen ze aan Kareltje wat er was gebeurd.
‘Nou,’ zei hij, ‘ik deed een kunstje en toen moest iedereen hard lachen; ook de olifanten.’ Kareltje liet het kunstje aan de brandweermannen zien en de stoere brandweermannen moesten zo lachen, dat ze over de grond rolden en helemaal vergaten dat de circustent was ingestort.
Even later kwamen er twee politiewagens kijken wat er toch aan de hand was bij het circus. Ze zagen de ingestorte tent, de op de grond rollende brandweermannen en een kip. Ze vroegen aan de kip wat er toch gebeurd was. Kareltje zei dat het allemaal begon met een kunstje en ook aan de agenten liet hij het kunstje zien. Oh, oh. De agenten moesten zo lachen, dat ze hun petten in de lucht gooiden en schaterend in de struikjes vielen. Ze konden niet meer ophouden met lachen. 
Kareltje Kip wist niet wat hij moest doen en rende naar huis.
Toen hij eindelijk thuis was en zijn broertjes en zusjes vroegen of hij het kunstje nog eens wilde doen, schudde hij alleen zijn kopje en ging dicht tegen zijn moeder aan zitten.
De volgende ochtend was het hele kippenhok in rep en roer, het was een gekakel van jewelste. Er stond een meneer voor de deur, in een zwart pak en met een hoge hoed op. Dat was vast de burgemeester of de koning.
‘Goedemorgen,’ zei die meneer, ‘ik zoek Kareltje Kip.’
Kareltje kroop bijna onder zijn moeder, maar zij duwde hem naar voren.
‘Hier is Kareltje, meneer, wat heeft ie voor een rottigheid uitgehaald?’
‘Rottigheid?’, zei de directeur verbaasd, ‘helemaal niet, hij heeft juiste een heldendaad gedaan.’
‘Wat? Onze Kareltje? U bent vast in de war. Onze Kareltje is maar een raar kipje. Een circuskip zeg ik altijd maar.’
‘Juist,’ zei de directeur, ‘een circuskip en ik ben de circusdirecteur.’
Geen kip kakelde er meer. Het werd stil en iedereen keek met open snavel naar de directeur en toen naar Kareltje.’
‘Beste Kareltje Kip,’ begon de directeur, ‘bedankt dat je gisteren de brandweer hebt gebeld. Toen de brandweermannen en de politieagenten uitgelachen waren, hebben ze ons allemaal gered. Ik wil je vragen of je in het circus komt werken.’
Die avond zaten er bij de circusvoorstelling twee-en-dertig kippen op de tribune. Ze kwamen allemaal naar hun Kareltje kijken. Het was een hele leuke avond en iedereen moest heel hard lachen om Kareltje.
De olifanten mochten pas komen toen Kareltje al naar huis was.

1 opmerking: