woensdag 1 juni 2022

De stuntvogel

Er was eens een klein vogeltje, een musje. Hij had geen prachtige kleuren en kon niet de mooiste liedjes fluiten. Eigenlijk viel hij helemaal niet op. Het was een gewoon vogeltje. Jaloers keek hij naar een vinkje dat zo prachtig floot of naar een roodborstje met zo'n mooie kleur. Hij wilde ook iets bijzonders kunnen. Maar wat? Hij vloog een beetje verveeld rond, toen hij ineens een uil zag zitten. Die was helemaal bijzonder met zijn grote ogen en prachtige oehoe geluid. Misschien wist hij iets bijzonders. Hij vloog er naar toe en ging op dezelfde tak zitten. De uil keek even verstoord, maar zei niets.
'Hallo, meneer de Uil.'
'Oehoe,' zei de uil.
'Ik ben maar een gewoon vogeltje en ik wil bijzonder zijn,' zei het musje en keek omhoog naar de uil. 
'Oehoe, iedereen is bijzonder.' 
'Echt niet,' reageerde het gewone musje meteen. 'Ik kan niets bijzonders. Ik kan niet eens goed fluiten.'
'Oehoe. Je moet niet kijken naar wat je niet kan, maar naar wat je wel kan.'
Daar moest het musje even over nadenken. 
'Maar ik kan helemaal niets.'
'Oehoe, natuurlijk wel.'
'Nee, echt niet.'
'Oehoe. Zeker weten van wel.'
Oh ja? Nou, wat dan?'
Nu moest de uil even nadenken. Hij keek opzij naar het kleine vogeltje naast hem en dacht na. Heel lang.
Net toen het musje teleurgesteld wilde wegvliegen, zei de uil: 'Ik weet het.'
'Huh... echt?... wow... jeetje... oké... wat dan?'
'Stunten,' zei de uil.
'Stunten? Bedoelt u gevaarlijke dingen doen?’
'Ja, dat bedoel ik. Stunten is natuurlijk wel voor stoere vogels die niet bang zijn.'
'Ik ben niet bang,' zei het musje en ging op zijn tenen staan om iets groter te lijken.
'Oehoe, dan durf jij ook te stunten.'
'Maar hoe gaat dat dan?' Het musje begon nu wel wat kriebels te krijgen. Zo heel stoer was hij nou ook weer niet en als het echt gevaarlijk was, nou dan … kon er misschien wel iets engs gebeuren.
'Oehoe. Luister goed.' De uil keek om zich heen of niemand het kon horen. 'Je vliegt hoog in de lucht.'
'Dat kan ik,' zei het musje.
'Als je dan heel hoog bent, trek je in een keer je pootjes in, klap je je vleugeltjes dicht en doe je je kopje tussen de veren. Dan roep je heel hard: 'Stunten’.’
Het musje keek de uil verbaasd aan en moest rillen bij de gedachte. 'Maar dan stort ik neer.'
'Nee, dat lijkt alleen maar zo. Vlak boven de grond doe je ineens je vleugels uit en scheer je met een mooie boog weer omhoog.'
'Wow, dat klinkt wel spannend, maar ook eng.'
'Oehoe, het gaat erom of je het durft?'
'Ja, ik denk het wel,' zei het musje, maar was toch een beetje angstig.
'Nou, laat maar eens zien dan.'
'Nu?'
Oehoe, ja nu.'
'Oké.' Het musje vloog omhoog. Hoger en hoger. Zo hoog als hij nog niet eerder was geweest. Hij keek naar beneden. Oei, wat was de grond ver weg, hij werd er bijna duizelig van. Toen riep hij keihard: 'STUNTEN' en trok zijn pootjes in, klapte zijn vleugels dicht en stak zijn kopje tussen de veren. Hij stortte recht naar beneden, als een raket zo hard ging hij. Stiekem gluurde hij tussen de veertjes door of hij er al bijna was en vlak boven de grond sloeg hij opeens zijn vleugels uit en vloog met een mooie boog weer omhoog. Dat was gaaf. Hij kreeg er gewoon de kriebels van.
Toen hij op een tak ging zitten om even bij te komen, kwamen er andere vogeltjes naar hem toe. Een vinkje en een roodborstje.
'Was jij dat, die zo keihard naar beneden ging?' vroegen ze.
'Ja,' zei het musje trots. 'Ik ben een stuntvogel.'
'Wat stoer,' zeiden ze tegen hem. 'Wat ben jij een bijzonder vogeltje.'



Geen opmerkingen:

Een reactie posten