Thijl Uilenspiegel is kok bij een koopman.
De kraanvogel die hij braadt ruikt zo goed dat hij een poot opeet.
De koopman zegt als de kraanvogel wordt opgediend dat de vogel een poot mist.
Uilenspiegel beweert dat kraanvogels één poot hebben.
Hij neemt de man mee naar een plek waar allemaal kraanvogels op één poot staan.
De koopman is zo verrast dat hij in zijn handen klapt.
De kraanvogels vliegen op, en hebben dan twee poten.
Als de man zegt dat kraanvogels dus wel twee poten hebben,
antwoordt Uilenspiegel dat de man aan tafel in zijn handen had moeten klappen,
dan hadden ze ook weer twee poten gekregen.
antwoordt Uilenspiegel dat de man aan tafel in zijn handen had moeten klappen,
dan hadden ze ook weer twee poten gekregen.