Er was nog iets geks met Froggie. Behalve dat hij kaal was, was hij ook groen. Heel raar. Kaal en groen. Terwijl zijn broertje en zusje zacht en geel waren.
Elke dag voelde Froggie of er al kleine gele veertjes op zijn velletje groeiden. Nee, nog steeds niet. Hij keek dan jaloers naar de anderen en snapte niet wat er met hem aan de hand was. Hij was eigenlijk maar een raar kaal, groen kuikentje. Daar werd hij wel eens verdrietig van.
Weet je wat ook zo vreemd was. Zijn broertje en zusje piepten als ze met elkaar praatten, maar wanneer hij zijn bekje open deed, klonk er een heel ander geluid. Een kwaak. Dat was een raar geluid. Zelfs mama stond er van te kijken dat haar kleine, groene lievelingetje zo raar kwaakte.
Op een dag, toen Froggie lekker warm onder de vleugels van mama zat en zijn broertje en zusje al een stuk groter waren dan hij en de hele dag een beetje rond scharrelden, kwam er een groen dier voorbij springen, die verrast stil bleef staan toen hij Froggie hoorde kwaken.
'Froggie?' riep het dier verbaasd. 'Ben jij dat, Froggie?'
Froggie stak zijn kopje onder de vleugels van mama vandaan en keek verbaasd naar een groen dier dat met grote ogen naar hem zat te kijken. Hij was ook kaal en praatte gek. Voorzichtig kroop hij onder mama vandaan en sprong naar het groene dier.
'Kwaak, wie ben jij?' vroeg Froggie. Hij keek achterom zijn broertje en zusje die nieuwsgierig naar het groene dier keken. Zelfs mama keek verrast toe.
'Lieve jongen, jij bent mijn kleintje,' zei het groene dier. 'Je was weggelopen, maar nu heb ik je weer gevonden. Kom maar, dan gaan we naar huis.'
'Maar ik ben een kuikentje.'
'Nee, lieverd, je bent een kikkertje en ik ben je mama.'
Nu snapte Froggie waarom hij geen gele veertjes kreeg. Hij zwaaide naar zijn oude mama en de gele kuikentjes. Samen met zijn nieuwe mama sprong hij weg, naar huis. Hij was dus helemaal niet vreemd of raar, hij was gewoon een groen kikkertje, net zo als zijn moeder. KWAAK.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten