De zebra zonder strepen

Zep is een kleine zebra zonder witte strepen. Hij is helemaal zwart en daar baalt hij goed van. Zijn vader en moeder zijn hele gewone zebra's. Zelfs zijn kleine zusje heeft mooie witte streepjes. Allemaal eigenlijk. In het begin zeiden ze tegen hem dat ie bijzonder was. Heel bijzonder. Alsof dat zo fijn is. Hij wil juist gewoon zijn en niet bijzonder. Hij wil met de andere zebra's spelen, zonder dat ze de hele tijd naar hem staren en achter zijn rug om smoezelen. Soms zeggen ze dat hij misschien wel een ezel is of een paard. Daar kan Zep wel verdrietig over worden. ‘Ik ben een echte zebra,’ roept hij dan half huilend.
Maar ja, wat kan hij eraan doen?

Hij heeft al van alles geprobeerd om een gewone zebra te worden. Maar niets lukte. Verven met witte verf uit zijn verfdoos lukte niet, dat spoelde er gewoon af in de regen. Witte tape op zijn rug plakken lukte ook niet, dat hing er de volgende dag in flarden bij. Zelfs het door elkaar eten van witte pepermuntjes en zwarte dropjes heeft niet geholpen. Nu is hij ten einde raad. 
Dan ziet Zep iets in de krant. Een foto van een straat met een zebrapad. Een mooi, wit gestreept zebrapad. Hij knipt de foto uit en hangt hem boven zijn bed. Een zebrapad. Moet je voorstellen. Witte strepen die natregenen, waar auto's over rijden, waar iedereen overheen loopt en die gewoon blijven zitten en nog steeds wit zijn. Hoe is het mogelijk.
‘Dat is dus echt iets voor mij,’ droomt de kleine zebra.
Hij moet een plan verzinnen. Al gauw ontdekt Zep dat er een karretje bestaat dat over de weg rijdt en er dan zo'n witte streep op verft. Daar zit dan natuurlijk iemand op die de verf erin doet en het karretje bestuurt. Dat karretje is de oplossing. Zo simpel als wat. Maar hij kan dit nooit alleen. Hij moet het bespreken met zijn beste vriend Kas.

Zep en Kas zijn echt de beste vrienden. Ze weten alles van elkaar en Kas weet natuurlijk dat Zep heel hard baalt dat ie geen witte strepen heeft. Samen proberen ze een plan te verzinnen.
‘Weet je,’ begint Kas. ‘Ik denk dat het kan werken. Het is natuurlijk hele speciale verf.’
‘Ja dat denk ik ook,’ zegt Zep. ‘Ik weet toevallig ook waar dat karretje staat.’
Zo ontstaat er een plan. Een beetje gevaarlijk plan om Zep weer witte strepen te geven. Ze praten er de hele dag over.
Aan het eind van de dag zijn ze eruit. Het plan is klaar.
‘Dus ik moet dan op dat karretje zitten en goed sturen,’ vraagt Kas voor de zoveelste keer.
‘Ja,’ zegt Zep. ‘Dan ga ik op de grond liggen en rijd jij heel voorzichtig over mij heen.’
‘Ja maar,’ begint Kas weer. ‘Doet dat dan niet zeer?’
Zep zucht eens diep. ‘Ik denk het niet. Ik lig heel stil en houd mijn adem in.’
‘Ja maar, dan moet ik wel meer dan tien keer over je heen rijden. Streepje voor streepje.’
‘Nou, dat moet dan maar, ik heb er echt heel veel voor over hoor, Kas.’
Uiteindelijk zegt Kas: ‘Goed, ik doe het.’

Die avond lopen twee zebra’s in het donker langs de straat. Eén zebra is zwart/wit gestreept en de ander is helemaal zwart. Ze klimmen over het hek en staan nu voor het karretje met de grote kwast. Het bakje met de speciale, witte verf zit tot de rand toe vol.
Zep is toch nu wel zenuwachtig, maar ja … hij wil het echt graag, dus nu ook doorzetten. Kas klimt op het karretje en start hem. Het karretje zoemt zachtjes. Hij steekt zijn hoef omhoog als teken dat hij er klaar voor is. Zep gaat op de grond liggen en steekt ook zijn hoef omhoog. Daarna doet hij zijn ogen dicht en houdt zijn adem in.
Kas gaat langzaam vooruit; recht op Zep af.

Hobbel-de-bobbel en ribbel-de-bibbel. Kas is over zijn vriend heen gereden. Hij kijkt een beetje bang achterom. Zep doet zijn ogen open en ademt weer. Allebei kijken ze naar de rug van Zep en … daar zit een hele mooie, kaarsrechte, witte streep op. 
‘Joehoe,’ roepen ze allebei. ‘Het is gelukt.’ 
Na een uur staan er allemaal witte strepen op Zep. En na nog een uur staan er ook aan de andere kant van Zep mooie witte strepen. Zachtjes sluipen ze weer naar huis. 
Zep huppelt bijna van plezier. ‘Je klinkt wel als Zep,’ zegt zijn moeder, wanneer Zep thuiskomt. ‘Maar je ziet er niet uit als Zep.’ 
Zep lacht: ‘Maar ik ben het echt hoor mam. Ik heb nu ook witte strepen en ik hoor er echt bij.’
Vanaf dat moment speelt Zep eindelijk - gewoon - met de andere zebra’s zonder dat er iemand zit te smoezelen achter zijn rug om.

Wanneer de volgende dag de man van het karretje op zijn werk komt, snapt hij niet dat de speciale witte verf helemaal op is. Gisteren heeft hij het nog tot de rand gevuld.

2 opmerkingen: