De klimbokjes Jodokus en Lodewijk

‘Wat doen ze toch allemaal?’ moppert een oude bok, terwijl zijn ogen van links naar rechts schieten.
‘Die jongelui moeten ook altijd iets geks verzinnen,’ antwoordt een nog oudere geit die niet zulke goede ogen meer heeft, maar nog wel ziet dat twee jonge bokjes heen een weer rennen met allerlei spullen in de bek.
‘Ik word er tureluurs van,’ zegt de oude mopperkont. ‘Al dat heen en weer gespring.’

De twee jonge bokjes Jodokus en Lodewijk zijn heel erg druk in de weer. Het zijn klimbokken die op de kinderboerderij wonen en ze hebben samen afgesproken dat ze een klimberg gaan maken van allerlei spullen. Dus ze slepen stukken hout, oude emmers, stenen, takken en nog veel meer naar een open plek. Daar ligt al een berg waar je een beetje op kan klimmen. Soms staat Jodokus boven op de berg en dan weer Lodewijk. Ze hebben het grootste plezier. De andere bokken en geiten vinden het maar raar. Ga toch gewoon op de grond rollen of lekker grassprietjes eten, denken ze dan. Maar de twee vrienden gaan door, steeds hoger en hoger.
De verzorgers van de kinderboerderij vinden het wel prima en de bezoekers vinden het helemaal prachtig. Het lijkt wel of het steeds drukker wordt op de kinderboerderij. De mensen komen allemaal naar de twee klimbokken kijken.
Jodokus en Lodewijk gaan onverstoord verder. De berg is nu al zo hoog als de rand van de schuur waar ze slapen.
Hoe hoger de berg wordt, hoe meer dieren en mensen er komen kijken. Als de twee klimbokken weer wat bovenop gegooid hebben, dan juichen ze soms of ze klappen in de handen.
Jodokus en Lodewijk glimmen dan van trotsheid. Ja, ze zijn de beste klimbokken van de kinderboerderij en ze willen de hoogste berg van de hele wereld bouwen. Ze gaan maar door. Ook de volgende dag en de dag erna.
De berg is nu een stuk hoger dan het dak en sommige mensen hebben een verrekijker meegenomen om het allemaal goed te kunnen zien.
Soms staan Jodokus en Lodewijk samen bovenop de berg en kijken ze naar beneden. Naar al die dieren en mensen.
‘Hoe hoog willen we eigenlijk bouwen?’ vraagt Lodewijk.
‘Nog veel hoger,’ zegt Jodokus. ‘Misschien wel tot de wolken.’
Ze kijken allebei omhoog.
‘Dan hebben we niet genoeg spullen. Alles hebben we al bijna gebruikt.’
De mensen hebben in de gaten dat die leuke klimbokjes niet genoeg spullen hebben om verder te bouwen. Dus ze nemen steeds vaker iets mee van huis. Een oude stoel of wat speelgoed. Jodokus en Lodewijk pakken alles dankbaar aan en nemen het in hun bek mee naar boven. De berg wordt maar hoger en hoger. Zonder verrekijker zijn ze al niet meer te zien.
Het is zo bijzonder dat ook de televisie erbij is gekomen. Ze filmen alles wat de bokjes doen, zodat de mensen thuis ook alles op de televisie kunnen zien. Jodokus en Lodewijk worden steeds beroemder. Elke keer als ze vanaf de berg naar beneden komen, klappen de mensen en draaien de camera’s.
Omdat de berg steeds hoger wordt, duurt het ook steeds langer voordat ze weer benden zijn. Iemand met een hele grote verrekijker roept: ‘Ze zijn bij de wolken.’ Met verbazing turen de mensen omhoog. Een verrekijker is nu niet meer voldoende om de top te kunnen zien. 


Zelfs de burgemeester komt langs om te kijken naar deze bijzondere gebeurtenis. Hij heeft twee medailles bij zich voor Jodokus en Lodewijk.
‘Ze zijn nu zo beroemd,’ zegt hij. ‘Ze krijgen allebei een medaille.’
Zo staan ze allemaal te wachten tot de twee klimbokjes eindelijk weer naar beneden komen. Met vooraan de burgemeester met de medailles op een kussentje. Ze wachten een uur. En nog een uur. Maar de bokjes komen maar niet naar beneden. Dan begint het ook nog een beetje te regenen. Wat een pech. De burgemeester gaat gauw onder een afdakje staan, anders worden de medailles nat.
Iedereen is nu toch wel bezorgd. Zou er wat gebeurd zijn? 


Nou, daar bovenop de berg, in de wolken, gebeurt inderdaad wel wat. Jodokus en Lodewijk zijn in de wolken geklommen. Wanneer ze hun snuit boven de wolk uitsteken zien ze tot hun grote verbazing een oud vrouwtje met wit haar. Ze heeft een gietertje in de hand.
De twee vrienden kijken elkaar aan. Wat betekent dit nou weer?
‘Gaat u soms de bloemen water geven mevrouw,’ zegt Lodewijk lachend en hij rolt over de grond van plezier, want er groeien natuurlijk helemaal geen bloemen op een wolk.
‘Nee grapjas,’ zegt ze. ‘Ik ben een regenwolk en soms giet ik wat water in de wolk en dan regent het naar beneden.’
‘Oh,’ reageert Jodokus. ‘Maar dat is wel een klein gietertje.’
‘Ja, eigenwijs bokje,’ antwoordt ze. ‘Ik ben ook maar een klein regenwolkje. Kijk maar eens daar heen. Ze wijst naar een grote grijze regenwolk. Daarbovenop staat een oude man met grijs haar. Naast hem staat een grote ton vol met water.
‘Wanneer die grijze man het kraantje wijd openzet, dan regent het wel wat harder.’
‘Sorry mevrouw,’ zegt Jodokus. ‘Dat we grapjes maakten. We wisten het niet.’
‘Het is al goed jongens, ‘glimlacht de oude vrouw en ze giet wat water in de wolk.
Dan ziet Jodokus ineens een klein zwart stuurtje zitten, midden op de wolk.
‘Waarom is dat stuurtje mevrouw?’
‘Om de wolk te sturen natuurlijk, gekkie,’ zegt ze hardop lachend. ‘Ik moet het toch overal kunnen laten regenen. ‘Willen jullie soms een rondje meevaren op mijn wolk?’
Dat willen ze natuurlijk wel. Wanneer ze een rondje varen met de kleine witte wolk, mekkeren ze zo hard ze kunnen. Dit is nog eens leuk.
Als ze weer terug zijn bij hun berg, kijkt de oude vrouw hen serieus aan en zegt: ‘Jongens, dit mag niemand weten, hoor. Dus niet vertellen wat je hier hebt meegemaakt, oké.’
De beide klimbokken knikken heftig, steken hun poot in de lucht en tuffen over hun schouder. ‘Dat is beloofd,’ zeggen ze tegelijk.
‘Dan is het tijd om weer naar beneden te gaan. Iedereen zal wel bezorgd zijn en ik moet ook weer eens verder. Dag.’
Jodokus en Lodewijk zwaaien en klimmen weer naar beneden. 


‘Daar komen ze,’ roepen de mensen als ze de beide bokjes aan zien komen. De burgemeester wringt zich door de mensenmassa naar voren en geeft hun de medailles.
‘Is er nog wat gebeurd daarboven, jongens?’ vraagt hij. ‘Jullie zijn zo laat terug.’
‘Nee hoor,’ zeggen de twee vrienden. ‘Er is niets gebeurd.’ Ze geven een knipoogje naar elkaar. ‘Maar we lusten ondertussen wel een vrachtwagen vol lekkere slablaadjes en grassprietjes.’
Iedereen moet hard lachen om hun twee beroemde helden.

1 opmerking: