Twee Piepjonge Vogeltjes

Twee piepjonge vogeltjes staan op de rand van het nest.
Ze kijken een beetje angstig naar beneden.
'Het is wel diep,' zegt het ene vogeltje met knikkende pootjes.
'Heel diep,' zegt de ander met bibberende vleugeltjes.

'Ik heb een idee,' zegt het ene vogeltje en hij pakt een parachuutje.
'Kijk,' zegt hij trots, 'zo komen we zacht op de grond terecht.'
'Nee,' zegt de ander, 'dat kan echt niet. Een parachute is voor watjes.'
'Ik heb een veel beter idee,' en hij pakt een extra lang elastiekje.
'Kijk,' zegt hij, 'dit bind je aan het nest en het andere eind aan je poot
Dan gaan we bungeejumpen en vallen we niet te pletter.'
'Nee, dat is pas stom,' zegt het ene vogeltje, 'dan leer je nooit vliegen.'

Ze kijken weer naar beneden in de oneindige diepte.
Ze zuchten nog eens diep en doen hun oogjes dicht.
Dan springen ze tegelijk over de rand.
Ze fladderen en fladderen en fladderen.
Ze piepen zich schor van angst.
En net voordat ze op de grond te pletter slaan, 
scheren ze omhoog en vliegen zo weer terug naar hun nest. 
Uitgeput, maar trots liggen ze naast elkaar uit te hijgen.

Vanuit een andere boom kijken hun papa en mama lachend toe.
'Onze kleintjes redden het wel.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten