Sinterklaas op zwemles

Vorig jaar verliep de terugreis van Sinterklaas naar Spanje een beetje anders dan hij had gedacht. Eigenlijk heel anders. Een beetje gevaarlijk zelfs. De Sint was namelijk bijna verdronken. Luister maar eens wat er toen gebeurde.

‘Dag kinderen. Da-ag. Tot volgend jaar.’
Sinterklaas staat op het dek van de stoomboot en zwaait naar alle kinderen in Nederland.
‘Tot volgend jaar,’ roept hij nog een keer.
De boot geeft een harde toet als afscheid en weg zijn ze. Terug naar Spanje. Weer naar huis. De Sint slaakt een diepe zucht. Het was een druk verjaardagsfeest, zoals elk jaar. Duizenden kinderen zijn blij gemaakt met een cadeautje of wat snoepgoed. De boot is nu helemaal leeg. Nou ja, het ruim ligt halfvol met kleurplaten en andere leuke dingetjes, die de kinderen aan de Sint hebben gegeven voor zijn verjaardag. Dat bekijkt hij later nog wel eens. Nu, lekker naar zijn eigen paleisje. Met halfdichte ogen van vermoeidheid gaat de Sint naar zijn kajuit om te slapen.
‘Welterusten, mijn beste pieten, roep me maar als we er zijn.’
Gapend loopt hij naar beneden. Hij ligt er nog geen half uur in, als het zo hard begint te waaien dat hij van de ene kant van zijn bed naar de andere kant rolt. Boing, met zijn hoofd tegen de bovenkant. Knal, met zijn knieën tegen de zijkant. Wanneer hij dan ook nog uit het bed rolt en in zijn pyjama op de grond zit, is het genoeg. De boot gaat op en neer en heen en weer. De Sint glijdt van de ene kant naar de andere kant en weer terug. Zo gaat het niet langer. Hij trekt zijn mantel aan, zet de mijter op en gaat schuddend en glijdend naar boven, langs het smalle trappetje naar het dek. Misschien kan hij de pieten helpen met deze storm. Maar zo gauw hij op het dek staat vliegt als eerste zijn mijter in de lucht als een vlieger zonder touwtje en even later gaat Sinterklaas zelf ook de lucht in. Gewoon, zomaar omhoog getild door de wind, alsof hij een veertje is. Zijn mantel staat helemaal bol van de wind, hij lijkt wel een luchtballon. 

De pieten schrikken zich rot als ze de rode mijter voorbij zien waaien in de wind en ze vallen bijna flauw als ze de Sint omhoog zien vliegen.
‘Sint, kom terug,’ roepen ze meteen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Ondertussen vliegt de Sint al hoger dan het topje van de mast op de boot. Straks verdwijnt hij achter de wolken en dan is er geen Sinterklaas meer.
‘Doe gauw de mantel uit,’ schreeuwen ze in paniek naar de Sint. ‘Dan waait u niet meer omhoog.’
De Sint die lijkbleek van schrik in de lucht spartelt en amper beseft wat er gebeurt is, hoort de pieten beneden hem schreeuwen. Hij snapt het. Zonder mantel wordt hij niet meer omhoog geblazen. Met veel moeite doet hij zijn mantel uit en wat er dan gebeurt is afgrijselijk. Hij stort als een baksteen naar beneden.
PLONS.
Dit pieten staan aan de rand van de reling met open mond te kijken naar het plekje waar de Sint onderging. Waar blijft hij nou? Dan zien ze het angstige hoofd van de Sint en horen hem gillen: ‘Help, ik kan niet zwemmen.’ En weg is de Sint weer. Kopje onder.
Alle pieten komen meteen in actie. Honderd pieten springen tegelijk overboord om de Sint te redden. Gelukkig vinden ze hem heel snel.
Wanneer ze de Sint eindelijk op het dek hebben getild, duwen ze op zijn dikke buik. Met een grote boog komt er een enorme klots zeewater uit en zelfs nog een klein visje. Hij moet daarna hoesten en proesten, zuchten en kuchen, maar uiteindelijk zegt hij: ‘Tjonge, jonge, bedankt pieten. Zonder jullie had ik het niet gered.’
De honderden pieten zijn allang blij dat de Sint weer veilig op de boot zit.
‘Weten jullie wat het eerste is wat ik ga doen als we in Spanje zijn?’ zegt de Sint vastberaden.
De pieten halen de schouders op. Eén Piet zegt: ‘Droge kleren aantrekken?’
‘Nee slimpie,’ zegt de Sint. ‘Dat doe ik zo meteen al. Als we in Spanje zijn ga ik op zwemles. Dit wil ik niet nog een keer meemaken.’

Zo gebeurt het dat op een dag de mensen in Madrid hun ogen uitkijken als ze Sinterklaas zien, die op de fiets rijdt met een wapperende mantel om, een mijter op zijn hoofd en een zwemtas op zijn rug. Hij is onderweg naar zwemles en hij is wel een beetje zenuwachtig.
Naast hem rijdt de fietspiet. Eigenlijk is hij een acrobaatpiet die alles kan en doet met een fiets. Ze zeggen zelfs dat hij met de fiets in bed slaapt, maar dat heeft nooit iemand echt gezien. Hij wordt door de andere pieten ‘Fietsiepietsie’ genoemd. Hij mag de Sint helpen bij de zwemlessen. Daarom rijdt hij nu naast de Sint en staat hij straks te wachten met de handdoek wanneer de Sint bibberend uit het water komt
‘Piet, doe toch eens normaal,’ zegt de Sint onderweg. 

Piet fietst terwijl hij op zijn zadel staat met de armen wijd. Hij kan nog veel meer kunstjes, maar gaat toch maar gewoon op zijn zadel zitten.
Ze zijn er bijna. 

In het zwembad staat de badmeester al te wachten.
‘Dag Sinterklaasje, kom maar binnen met uw knecht.’
U kunt daar in een badhokje uw zwemkleren aantrekken.
De Sint heeft zich omgekleed en staat nu op de rand van het pierenbadje te bibberen. Hij heeft een rode zwembroek aan, een rode badmuts met een geel kruis erop en om zijn armen zitten oranje zwembandjes.
‘Stap maar in het water Sint, dan gaan we eerst even lekker spatten en spetteren,’ zegt de badmeester vriendelijk.


Zo gaan de Sint en Fietsiepietsie elke zaterdag naar zwemles. Steeds vaker staan er mensen langs de kant te juichen wanneer ze voorbijkomen. Ze hebben al gehoord dat de Sint op zwemles zit.
‘Succes Sinterklaas.’
‘Wanneer mag u afzwemmen?’
‘Niet te lang onder water blijven hoor.’
De mensen roepen van alles, maar vinden het wel stoer dat zo’n oude man op zwemles gaat.
Het gaat ook echt goed. Na een paar keer mag de Sint al in het diepe.
‘Spring er maar in Sint,’ zegt de badmeester alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.
‘Maar dan zink ik naar de bodem,’ zegt de Sint een beetje angstig en denkt terug aan zijn avontuur op zee.
‘U heb toch zwembandjes om.’
‘Maar dat zijn er maar twee. Misschien moet ik er nog een paar bij. Een stuk of tien of zo.’
Dan springt de Sint toch met de ogen dicht in het diepe.
Het lukt.
Het gaat steeds beter. Elke week gaat de Sint met zijn trouwe knecht naar zwemles en elke week staan de mensen langs de kant om hen toe te juichen.
Ondertussen kan de Sint al watertrappelen, onder water zwemmen en op zijn rug zwemmen. Elke keer leert hij er weer iets bij en is allang niet meer bang voor het diepe. 

Op een dag mag er iemand meezwemmen in het bad. Een vader of moeder of zo. De Sint zegt tegen Fietsiepietsie dat hij mee mag in het water.
‘Ma-ma-maar, dat is niet een goed idee,’ zegt Fietsiepietsie. ‘Ik kan alleen maar kunstjes op de fiets. Zonder de fiets kan ik niks. En het water is zo… uh… nat.’
‘Hm,’ zegt de Sint en kijkt zijn trouwe knecht lang aan. ‘Goed, dan mag jij met je fiets mee in het water.’
De badmeester weet niet wat hem overkomt. Aan de kant van het zwembad staat een piet in zijn zwembroek en naast hem staat een fiets. Om het stuur, de stang, het zadel en het achterrekje zitten zwembandjes. Piet heeft zelf natuurlijk ook zwembandjes om.
Dan springt hij met fiets en al het water in. De fiets blijft drijven als een bootje door al die zwembandjes. Piet gaat er gewoon op zitten en begint te fietsen. Naast hem zwemt Sinterklaas en die moet zo lachen om Fietsiepietsie, dat hij bijna vergeet te zwemmen. Ook de badmeester moet erg lachen. Zoiets hebben ze nog nooit meegemaakt.

Wanneer de Sint een paar maanden op zwemles zit, mag hij afzwemmen voor diploma A. Ondertussen is de Sint een goede zwemmer geworden en vindt hij het eigenlijk een beetje jammer dat de zwemlessen straks voorbij zijn.
Op de afzwemdag kleedt de Sint zich om in een badhokje, net als anders. Dan loopt hij door de gang naar het zwembad. Het is toch wel spannend.
Zo gauw hij de hoek om is en bij het bad staat, breekt er een gejuich los. Alle pieten zijn gekomen om hun Sint aan te moedigen en toe te juichen. Het is een enorm kabaal. Tussendoor hoort de Sint nog net een zoemer. Dat betekent dat het gaat beginnen. Hij loopt naar de rand. Zijn tenen steken er al een beetje overheen. De pieten worden stil, heel stil. Dan klinkt het fluitje van de badmeester. De Sint spring in het water, gaat even onder water en begint te drijven. Drijven kan hij goed, dan hoef je niets te doen. Gewoon rustig languit liggen.
Het fluitje klinkt weer.
Eerst de borstcrawl, dan de schoolslag en nog een stuk onder water zwemmen. Het gaat allemaal nog makkelijk. Nu een minuutje watertrappelen en dan komt het. Het moeilijkste. Hij moet onder water door een gat zwemmen. Dat is nog maar een keer echt gelukt. Onder water komt elke keer zijn baard voor zijn ogen en dan ziet hij het gat niet. Deze keer heeft de Sint er wat op verzonnen. Als hij zijn baard in een knotje vastbindt, dan kan die niet voor zijn ogen komen. Maar omdat het een stom gezicht is, zo’n knotje, wil de Sint het pas doen als hij onder water is.
Het fluitje klinkt en daar gaat de Sint. Onder water pakt hij snel het elastiekje dat hij onder het randje van zijn badmuts heeft verstopt en begint te friemelen. Het lukt niet om een knotje van zijn baard te maken. Alles is zo kletsnat. Oh, nu laat hij het elastiekje ook nog uit zijn handen vallen. De Sint raakt bijna in paniek, zijn adem raakt al een beetje op. Dan ziet hij opeens het gat. Recht voor hem. Hij zwemt er door heen en gaat razendsnel weer naar boven. Proestend komt hij boven water en kijkt gespannen om zich heen. De pieten juichen. Het is gelukt.
De badmeester komt naar voren lopen en heeft een papier in zijn hand.
‘Beste Sint,’ begint hij plechtig. ‘U bent een goede leerling en vandaag is alles goed gegaan. U verdient echt het diploma A.
Er breekt een enorm gejuich los, alle pieten gillen, klappen in hun handen en stampen met de voeten. De Sint loopt een ere-rondje om het bad heen terwijl hij trots zijn diploma omhoog houdt. Het is gelukt. De Sint is nu niet meer bang om in het water te vallen.

Nu is het al bijna weer sinterklaasfeest. De Sint zit op de boot naar Nederland. Hij is vrolijk en voelt zich geweldig. Hij is niet meer bang voor een storm. Dit wordt vast weer een leuk sinterklaasfeest. Het ruim van het schip ligt vol met snoepgoed en cadeautjes. Ook de pepernotenkamer is tot de rand gevuld. De Sint heeft zin om iets grappigs of geks te doen. Gewoon zomaar. Er komen pretlichtjes in zijn ogen wanneer hij naar de rand van het dek loopt. Hij probeert zijn glimlach te verbergen als hij roept: ‘Wat een lekker weertje vandaag.’ De pieten kijken naar de Sint en schrikken zich een hoedje wanneer de Sint overboord valt. 
‘Man overboord,’ gillen ze. Ze rennen allemaal naar het plekje waar de Sint heeft gestaan en kijken verschrikt of ze hem nog zien in het water. Ze kijken en hun gezichten worden steeds angstiger. Dan zien ze de Sint. Hij komt er rustig aan zwemmen.
‘Hallo pieten, lekker weertje voor een frisse duik bedoel ik.’
De Sint barst in gelach uit.
‘Ha, ha, ha. Grapje.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten