De spin Kriebeltje

'Pap.'
‘Ja, jongen, wat is er.’
‘Vind je mij nog lief?’
‘Natuurlijk Kriebeltje’ Papa loopt naar zijn zoon toe om hem even te knuffelen.
‘Maar er is iets mis met me en misschien ga ik wel dood,’ zegt Kriebeltje met een piepstemmetje en hij gaat op de rug van zijn vader zitten. Zo kruipen ze samen een stukje verder.
‘Jongen, het komt vast allemaal wel goed,’ zegt zijn vader, maar hij is ook bezorgd.
Opeens springt Kriebeltje van de rug van zijn vader en rent weg. Heel hard.
‘Ha, ha,’ roept hij. ‘Pak me dan, als je kan.’
Zijn acht pootjes bewegen zo snel dat je ze bijna niet kan zien. Toch pakt zijn vader hem en gooit hem in de lucht.
‘Joehoe,’ gilt Kriebeltje en heel even vergeet hij zijn zorgen. Zijn vader vangt hem soepel op. Maar zijn vader is dan ook de sterkste vader van de hele wereld. Heel even is hij gelukkig. Hij geeft zijn vader een boks. Maar dan denkt hij aan zijn problemen en wordt meteen weer somber.

Kriebeltje is een klein zwart spinnetje en hij kan heel hard rennen op zijn acht pootjes. Toch is er iets mis met Kriebeltje. Op school kregen ze klimles in een groot spinnenweb en hij is eruit gevallen. Helemaal van bovenaf met een klap op de grond. Hij had twee gebroken pootjes. Het deed heel zeer en de pootjes moesten in het gips. Na een paar weken mocht het gips eraf. Maar nu durft Kriebeltje niet meer in een spinnenweb te klimmen. Echt helemaal niet. Als hij omhoogkijkt dan krijgt hij al de bibbers. Dat is heel erg, want een spinnetje die niet in een spinnenweb durft. Tja, hoe moet hij dan lekkere vliegjes vangen en zo. Hij moet toch eten om te blijven leven. Zijn vader is zo bezorgd, dat hij Kriebeltje heeft meegenomen naar de dokter, maar die kon hem ook niet helpen. Wat nu? 

‘Weet je,’ zegt zijn allerbeste vriend. ‘Je moet gewoon iets slims verzinnen.’
‘Dat is heus niet zo makkelijk hoor Kruipertje.’
‘Trouwens,’ zegt zijn vriend. ‘Ik heet geen Kruipertje meer, ik heet nu gewoon Kruiper.’
Kriebeltje kijkt hem aan.
‘Ja,’ zegt Kruiper. ‘Ik ben nu een grote spin.’
‘Oké,’ antwoordt Kriebeltje. ‘Dan heet ik vanaf nu Kriebel.’
De twee vrienden trekken de hele dag met elkaar op. Kriebel kijkt erg op tegen Kruiper omdat hij zo slim is. Misschien verzint hij echt wel iets voor mij om vliegen te vangen, denkt hij. Dan hoef ik niet dood te gaan.
‘Ik heb een idee,’ zegt Kruiper. ‘Als je de lekkere vliegjes niet met een spinnenweb kan vangen, dan moet je ze gewoon op een andere manier vangen.’
‘Du-uh,’ moppert Kriebel. ‘Hoe dan?’
‘Je schiet ze naar beneden met een pijl en boog.’ Kruiper kijkt trots naar zijn vriend. ‘Goed idee hè.’
‘Ik weet het niet hoor Kruiper.’
‘Jawel, kijk je maakt een spinnenwebdraadje aan een pijl. Die schiet je dan naar de vlieg en dan trek je gewoon aan het draadje om de vlieg binnen te halen.’
Kriebel kijkt bewonderend naar zijn vriend, die zo'n goed idee kan verzinnen. ‘Oké, misschien werkt het wel.’
Samen gaan ze aan de slag om een boog te maken en een paar pijlen. Wanneer even later ook het spinnenwebdraadje eraan zit, verstoppen ze zich achter een struikje en wachten op een vlieg die voorbijkomt.
‘Daar komt er één aanvliegen,’ fluistert Kruiper.
Kriebel pakt de pijl en boog en richt op de vlieg.
‘Hij vliegt zo snel,’ fluistert hij nog zachter terug. Maar dan ineens schiet hij en de pijl vliegt door de lucht. Even later trekken ze aan het draadje, maar aan het eind zit alleen de pijl en geen vlieg. Beteuterd kijken ze elkaar aan.
‘Misschien vliegen ze wel te snel,’ zegt Kruiper. ‘Ik verzin wel wat anders.

De volgende dag staat Kruiper al te springen van ongeduld.
‘Ik heb een idee, Kriebel,’ roept hij al van verre.‘ Deze keer gaat het vast werken.’
Wanneer Kriebel er is, begint zijn vriend meteen te vertellen.
‘We maken een net van spinnenwebdraadjes en wanneer een vlieg dan op de grond gaat zitten, gooien we het net over de vlieg heen. En ta-da…. vlieg gevangen.’
‘Ja maar …’ begint Kriebel.
‘Nee, niks geen ja maar, we gaan dit gewoon doen.’ 

Kruiper begint enthousiast een net te maken en al gauw helpt Kriebel net zo hard mee. Wanneer het klaar is, kruipen ze weer achter het struikje om te wachten op een vlieg.
Het duurt wel heel lang, maar eindelijk is er een vlieg op de grond geland.
Kruiper houdt zijn pootje voor zijn bek en zegt zachtjes: ‘Sst.’
Heel voorzichtig sluipen ze naar de vlieg met het net in hun pootjes. Maar vlak voor dat ze bij de vlieg zijn, zie je dat de vlieg een beetje snuift en ruikt, waarna hij opeens wegvliegt.
‘Ik denk dat een vlieg kan ruiken of er een spin aan komt,’ zegt Kriebel teleurgesteld.
‘Ik denk het ook,’ antwoordt Kruiper. ‘Maar ik verzin wel weer wat anders.

Met hangende schouders kruipt Kriebel naar huis. Hij verliest de moed wel een beetje.
‘Hallo Kriebeltje,’ zegt zijn moeder en ze wil hem knuffelen.
‘Ik heet geen Kriebeltje meer,’ reageert hij een beetje boos. ‘Ik ben al een grote spin en ik heet nu Kriebel.’
‘Oké Kriebel,’ zegt zijn moeder. ‘Is verder alles goed met je?’
‘Nee, niet echt,’ zegt Kriebel. ‘Ik wil vliegjes vangen zonder een spinnenweb, maar het lukt niet.’
Dan wordt Kriebel toch een beetje verdrietig en knuffelt hij even met zijn moeder.

De volgende ochtend heeft Kriebel geen zin om op te staan, maar er wordt lawaai gemaakt buiten.
Hij sjokt naar het raam en kijkt naar buiten. Daar staat Kruiper wild te gebaren en te wenken dat hij moet komen. Kriebel schudt zijn kop en wil zich omdraaien om weer in bed te kruipen. Maar Kruiper klimt omhoog en stapt zo door het raam naar binnen. Hij trekt Kriebel mee naar buiten.
‘Nu heb ik echt een goed idee,’ zegt hij. ‘Kom mee.’
Even later staan ze in het bos, waar het net van spinnewebdraadjes en de pijl en boog nog op de grond liggen.
‘Beste Kriebel,’ begint hij. ‘Jij durft niet omhoog om een spinnenweb te maken.’
Kriebel krijgt meteen de bibbers.
‘Oh nee,’ antwoordt hij. ‘Dat nooit.’
‘Maar,’ gaat Kruiper verder. ‘Je kan wel een spinnenweb maken, toch?’
‘Ja, pff, tuurlijk, op de grond, ja.’
Kriebel zou eigenlijk het liefst naar huis lopen. Die stomme ideetjes van zijn beste vriend worden toch niks.
‘Dus…,’ zegt Kruiper en hij kijkt verwachtingvol naar zijn vriend.
Kriebel weet niet wat hij moet zeggen.
‘Dus,’ zegt Kruiper. ‘Je maakt gewoon een spinnenweb op de grond. Gewoon een laag spinnenweb.’
Kriebel denkt na en krabbelt op zijn kop. Hm, dat klinkt misschien toch zo niet slecht.
Even later maakt Kriebel een laag spinnenweb. Tussen twee paddenstoelen in. Hij kan er precies bij als hij gewoon op de grond staat. Zo, dat is gemaakt. Ze gaan weg en spreken af om ’s middags samen te gaan kijken of het werkt en er misschien wel een vlieg inzit.

Wanneer ze later in de middag teruggaan, blijven ze allebei stokstijf staan. Dit hadden ze niet verwacht. Langzaam lopen ze naar het lage spinnenweb van Kriebel. Er zitten twee vliegen en een mug in.
‘Joehoe, ik ga niet dood,’ schreeuwt Kriebel en hij is zo blij dat er een traan in zijn oog komt. Hij lacht en gilt. Draait rondjes en heeft zin om iemand te kriebelen.
‘Kruiper, wat een goed idee van jou.’
Wanneer Kriebel thuiskomt, is iedereen zo blij, dat ze ’s avonds patat gaan eten met gebakken vliegjes.

'Hmm, lekker.'

2 opmerkingen: