Eens is er een tijd dat het
gras niet meer groeit en de bloemen niet meer bloeien. Een tijd dat wind en
regen niet meer bestaan. Tenminste in de stad waar Yala woont.
Yala gespt de helm vast en stampt met haar voet op de grond. Haar schoen begint zachtjes te zoemen. Hetzelfde doet ze met haar andere voet. Dan buigt ze een beetje voorover, de schoenen gaan iets luider zoemen en langzaam zoeft ze weg.
Haar oma vertelde eens dat de
mensen vroeger fietsten en ze liet daarbij plaatjes zien uit een heel oud boek.
Yala gaat sneller en sneller,
totdat ze samen met al de anderen over het zoefpad raast.
‘Hé, kijk eens een beetje uit
meisje.’
Iedereen zoeft haar voorbij
en is chagrijnig op weg naar het werk of school.
‘Kom op meisje, ga eens aan
de kant.’
Yala gaat naar haar oma, die heel
oud en erg ziek is, maar de meest fantastische verhalen kan vertellen. Gisteren
vertelde ze dat het vroeger soms regende. Dan viel er water uit de lucht en
werd de hele wereld nat.
Halverwege stopt Yala bij een
bankje in een klein parkje. Hier zit ze vaak even uit te rusten of wat te
drinken. Ze doet haar schoenen uit en friemelt met haar tenen in het kunstgras.
Oma vertelde ook dat het gras vroeger leefde en steeds groeide zodat je het
moest afmaaien. Vroeger was alles anders.
Even later is ze weer op weg tussen
de duwende en boos kijkende mensen.
Doe toch eens wat vrolijker,
denkt ze dan altijd. Maar vrolijke en lachende mensen zie je niet zo vaak. Iedereen
is zo somber.
‘Hallo oma,’ zegt Yala
opgewekt en geeft haar oma een dikke kus op het rimpelige gelaat.
‘Vertelt u nog eens een mooi
verhaaltje over vroeger?’
‘Kindje,’ begint haar oma
altijd.
‘Kindje, de wereld in de stad
is zo anders. Vroeger was alles mooier en fleuriger.’
‘Nou oma, er zijn nu toch
groene grasvelden, oranje zoefpaden en het is altijd netjes en schoon.
Oma krijgt tranen in haar
ogen. Dat heeft ze vaker als ze over vroeger praat.
‘Vroeger,’ fluistert ze.
Yala buigt voorover om het
goed te kunnen verstaan.
‘Vroeger had je bloemen,
kleurige bloemen, die ’s nachts dicht gingen en overdag open stonden om de
zonnestralen op te vangen. Samen bladeren ze in een bloemenboek en Yala raakt
verrukt van al die bloemenpracht.
‘Oma, dat ziet er fantastisch
uit, daar word je vrolijk van.’
Oma knikt.
‘Ja kind, daar word je
vrolijk van.’
Op de terugweg is het nog
drukker. Iedereen gaat weer mopperend naar huis. En dan die jongens op
supersnelle schoenen, die overal tussendoor vliegen. Levensgevaarlijk. Yala
moet haar hoofd erbij houden, anders gebeuren er ongelukken.
Plotseling remt ze zo hard
als ze kan en ligt languit op het gras naast het zoefpad.
Iedereen schrikt en scheldt
haar uit.
‘Sorry,’ roept ze nog.
Aan de rand van het grasveld
zag ze iets vreemds. Tenminste dat dacht ze, maar misschien komt het door de
verhalen van haar oma. Ze loopt een paar stappen terug en bukt om het goed te
kunnen zien. Jawel, daar staat een groen sprietje met een geel knopje erop. Dat
lijkt wel een bloem. Verbaasd raakt ze het zachtjes aan. Nee, het is geen
plastic, het voelt anders. Heel voorzichtig peutert ze de bloem los. Onderaan
bungelen wat draadjes. Ze weet dat het wortels zijn die water moeten hebben. Ze
neemt nog wat van dat zwarte spul mee waarin de bloem groeit en gaat naar huis.
‘Bah,’ zegt haar moeder, ‘wat
een viezigheid en kijk nou eens naar je nagels. Ze zijn helemaal zwart.’
Yala kijkt beteuterd. Ze was
zo blij.
‘Geef maar hier, dan zal ik
het meteen weggooien,’ zegt haar moeder en ze wil de bloem pakken.
‘Nee,’ gilt Yala ineens, ‘ik
wil het houden. Voor oma.’
‘Ach, heeft oma weer over
vroeger verteld. Luister toch niet naar die praatjes. Ze is al heel oud en weet
het allemaal niet zo goed meer.’
Maar Yala is al boven met haar
nieuwverworven schat. Op haar zolderkamertje stopt ze de bloem in een potje,
geeft het een beetje water en zet het onder het dakraam. Allemaal precies zoals
haar oma heeft verteld.
De volgende dag staat de gele
bloem stralend open. Yala lacht. Oh wat is dit mooi en ze praat tegen de bloem
alsof het een vriendin is.
‘Ga jij straks mee naar oma?
Ik denk dat ze jou wel leuk vindt.’
Ze streelt zachtjes over de
gele blaadjes.
‘Kindje,’ mompelt oma en ze
komt omhoog van het witte kussen. Haar ogen vullen zich met tranen en met
trillende vingers raakt ze voorzichtig het gele bloempje aan.
‘Ach kindje,’ prevelt ze
onverstaanbaar. Met een laatste zucht valt ze terug op het kussen. Ze is dood,
maar met een grote glimlach op het gezicht.
Als Yala later verdrietig
thuiskomt en haar plantje uitpakt ziet ze tot haar verrassing dat er naast het ene
bloempje nog meer groene sprietjes tevoorschijn komen. Na een fikse ruzie met
haar moeder, heeft ze een grote pot gekregen om al die nieuwe plantjes in te
zetten. Steeds weer groeien er nieuwe groene sprietjes. Dagenlang is Yala bezig
met plantjes verpotten en water geven. Dan is het zover om haar plan uit te
voeren. Haar plan als nagedachtenis aan oma.
Die avond, wanneer de meeste
mensen thuis zijn en zich klaar maken om te gaan slapen, gaat Yala op pad. In
haar hand heeft ze een grote zak en regelmatig stopt ze om in een of ander
kiertje of gaatje een groen sprietje te planten en een beetje water te gieten.
De volgende ochtend ziet de
wereld er anders uit. Overal langs het zoefpad staan gele bloemen. Het is
overweldigend. De mensen kijken verbaasd om zich heen en vergeten te mopperen.
‘Goedemorgen meisje,’ zegt
een meneer die anders chagrijnig kijkt, ‘ga je weer op bezoek bij je oma?’
‘Mijn oma is dood,’ antwoordt
Yala.
‘Ik ga de gele bloemen op
haar graf water geven,’ zegt ze met grote glimlach op haar gezicht.
Ik begrijp helemaal dat de Efteling hier een mooi, nieuw sprookje in ziet. Yala wordt beroemd!
BeantwoordenVerwijderen