Dinootje en de schooluitvoering

‘Mam?’ roept Dinootje met volle mond vanuit de kamer. Hij zit aan de tafel te ontbijten. Op zijn bord ligt een stapel van tien boterhammen, allemaal met pindakaas. Naast zijn bord staat een pak melk.
‘Mam, mag ik nog twee boterhammen met smeerworst? En nog een pak melk?’
Wanneer zijn moeder de ‘bestelling’ komt brengen zijn alle boterhammen met pindakaas al op.
‘Mam, weet je?’
Mam kijkt haar zoon aan. Zijn bek is wit van de melk en op zijn neus zit pindakaas.
‘Ja, jongen, wat is er?’
‘Vandaag gaan we op school oefenen voor de uitvoering. En over een poosje gaan we optreden. Jij mag dan ook komen kijken.’
Ze ziet aan de glinstering in zijn ogen dat hij het leuk vindt.
‘Dat is fijn, Dinootje. Wat gaan jullie dan doen?’
Dinootje haalt zijn schouders op. ‘Dat weet ik nog niet. Het is een verrassing.’
‘Dan heb je zeker wel zin om naar school te gaan, vandaag?’
Dinootje knikt zo hard met zijn kop, dat hij achter zich tegen de muur knalt. Hij heeft het niets eens in de gaten, maar er zit nu wel een gat in de muur. Zijn moeder zucht.
‘Lekkere knul van me,’ zegt ze en geeft hem een knuffel.
‘Bleeh. Mam! Ik ben geen baby!’

Op school staat de juf al bij de deur te wachten.
‘Vandaag,’ zegt ze tegen de kinderen en steekt haar hand omhoog, zodat iedereen weet dat ze wat gaat zeggen. ‘Vandaag gaan we direct naar de gymzaal. Daar staat een verrassing klaar.’
Voordat ze kan zeggen dat er niet gehold mag worden in de gang, rent iedereen er als een speer vandoor. Ook Dinootje rent enthousiast achter zijn klasgenootjes aan. Hij merkt helemaal niet dat hij de kapstok met de jassen er af loopt en alle jassen op een berg midden in de gang liggen. Ook merkt hij niet dat de klapdeuren dicht zijn. Hij rent er dwars doorheen. Achter hem vallen de deuren in stukken op de grond. De juf kijkt hem na met haar handen voor haar mond.
‘Alle-apen-op-een-stokje,’ zegt ze verschrikt en pakt haar telefoon om de klusjesman van school te bellen. Hij moet het allemaal maar even maken. Dan loopt ze zo vlug mogelijk achter de kinderen aan.
‘Niet hollen,’ roept ze nog. Maar er is niemand die het hoort.
Als iedereen tegelijk door de deur van de gymzaal probeert te stormen en ze hals over kop naar binnen buitelen, staan ze direct stil. Ze zeggen niets meer. Geen gegil, geen gehol. Met open mond staan ze op een kluitje bij de deur. Ze kijken naar de verrassing.
Midden in de gymzaal staan allemaal trommels, van die grote Afrikaanse trommels. Ze staan in een kring en achter elke trommel staat een stoel. Dat is al bijzonder. Maar midden in die kring staat een donkere meneer met gebreide muts op zijn hoofd en fel gekleurde kleren. Met een brede glimlach wenkt hij naar de kinderen.
‘Kom binnen, ik ben Bobodo en kom uit Afrika.’
De kinderen schuifelen langzaam dichterbij.
‘Wij gaan samen oefenen met trommelen en dan gaan we optreden. Ja?’ Hij kijkt de kinderen één voor één aan. Wanneer hij Dinootje ziet, trekt hij zijn wenkbrauwen omhoog, maar zegt verder niets.
Ondertussen is ook de juf aangekomen.
‘Ha Juffie, u bent er ook. Zijn dit alle kinderen die gaan trommelen?’
De juf knikt.
‘Oké. Nou, kinderen. Ga maar op een stoel zitten achter zo’n trommel. De trommel heet een djembé.
Dinootje treuzelt. Op een stoel zitten is niet zo’n goed idee. In de klas zit hij op een rotsblok, daar kan je niet doorzakken.
Bobodo heeft het niet in de gaten en gaat gewoon verder. ‘Ik heb ook nog een hele grote trommel voor een sterk kind. Wie van jullie is de sterkste?’
Alle kinderen wijzen meteen naar Dinootje.
‘Dinootje meester. Dinootje is de sterkste.’
Dinootje krijgt een kleur en wil het liefst achter iemand wegkruipen. Maar Bobodo kijkt hem lachend aan.
‘Zo Dinootje,’ zegt hij. ‘Dus jij bent de sterkste.’
Dinootje knikt voorzichtig en kijkt hem aan. ‘Ja meester Bobodobododo.’
‘Ha, ha, ik heet Bobodo, maar zeg maar gewoon meester Bo. Dat is wel zo makkelijk.’ Ondertussen pakt hij een hele grote trommel van achter uit de zaal en sleept hem naar de kring. ‘Dit is de grote bastrommel. Hij heet een doun-doun. Kan jij hem optillen, Dinootje?’
Dinootje loopt naar de trommel en pakt hem met het grootste gemak op. De ogen van meester Bo worden groot van verbazing. ‘Zo, jij bent echt sterk.’
Dinootje glimt van trotsheid en de kinderen knikken. Zij wisten al dat Dinootje heel sterk is.
‘Jij geeft op de grote bastrommel de maat aan en dan gaan wij allemaal meetrommelen. Ja?’ Meester Bo pakt een stok en slaat ermee op het vel van de trommel en er klinkt een harde BOEM.
‘Nu jij Dinootje. Sla maar eens heel hard op de trommel met de stok , zodat iedereen het goed kan horen.’
Dinootje staat voor de trommel en twijfelt.
‘Toe maar Dinootje,’ roepen de kinderen. ‘Geef er een harde klap op.’ De juf knikt naar Dinootje en meester Bo lacht zijn grootste glimlach. Dinootje haalt diep adem, tilt de stok boven zijn kop en slaat zo hard als hij kan op de trommel.

Maar er klinkt helemaal geen BOEM, maar een keiharde KRAK. De trommel ligt in twee stukken op de vloer en de stok vliegt door lucht en valt boven op de voet van meester Bo. Hij vliegt overeind en springt heen en weer van zijn ene been op zijn andere been. ‘Auw, auw, auw, mijn kleine teentje.’
De kinderen staan met open mond te kijken en de juf zegt stamelend: ‘Alle-apen-op-een-stokje.’
‘Het spijt me, meester Bo. Ik moest heel hard op de trommel slaan.’ Dinootje staat er beteuterd bij te kijken. Hij had zo’n zin om te trommelen en nu lukt het niet.
Meester Bo is ondertussen weer wat rustiger geworden en loopt naar Dinootje toe. Hij slaat zijn arm om hem heen en zegt: ‘Jij kan er niets aan doen. Het is mijn schuld. Je moet gewoon wat zachter op de trommel slaan.’
Even later zitten de kinderen in een kring te trommelen en staat Dinootje ertussen met de grote bastrommel. Zachtjes slaat hij de maat op de trommel. BOEM, BOEM, BOEM. Het gaat heel goed en alle kinderen hebben er plezier in. Ze oefenen elke dag een half uurtje en het klinkt steeds mooier. Volgende week is de uitvoering op school. Dan mogen de vaders en moeders komen kijken.

‘Het is zo gaaf, mam,’ zegt Dinootje ’s morgens aan het ontbijt, terwijl hij drie boterhammen met pindakaas tegelijk in zijn bek propt. ‘Trommelen is echt leuk, mam. En meester Bobodobodo is ook heel leuk.’ Hij drinkt een pak melk in één keer leeg. ‘Mag ik nog een boterham met smeerworst?’
Zijn moeder lacht. Ze merkt wel aan Dinootje dat hij trommelen echt leuk vindt.
‘Je moet vanmiddag wel op tijd komen hoor mam,’ zegt Dinootje. ‘Er komen vast veel mensen naar ons optreden kijken.’

Wanneer de uitvoering bijna begint staat meester Bo voor de kinderen. Ze zitten allemaal al klaar achter hun trommel. Achteraan staat Dinootje achter de grote bastrommel. De vaders, moeders, opa’s en oma’s komen er zo aan.
‘Luister jongens,’ zegt meester Bo ernstig. ‘We hebben goed geoefend, dus het gaat allemaal lukken.’ Hij ziet wel dat de kinderen een beetje zenuwachtig zijn. Ze schuifelen heen en weer op hun stoelen. ‘Ik heb voor jullie allemaal zo’n gekleurde muts meegenomen, dan lijkt het nog echter.’ Alle kinderen zetten het gekleurde mutsje op en moeten een beetje giechelen. Maar het staat wel leuk.
‘En allemaal goed luisteren naar Dinootje. Je moet gewoon meespelen met zijn BOEM, BOEM.’
Meester Bo kijkt Dinootje aan. ‘Ik sta aan de zijkant en als je het niet zo goed meer weet, dan kijk je maar naar mijn arm. Die gaat gelijk met jouw BOEM, BOEM op en neer.’
Dinootje knikt.

Dan komen de mensen binnen. Het zijn er heel veel en ze kletsen allemaal door elkaar. Alle kinderen kijken of hun vader of moeder erbij is en zwaaien dan enthousiast. De moeder van Dinootje is er ook, maar ze kan niet door de deur en staat buiten voor het raam. Ze zwaait naar Dinootje.
Dan gaat meester Bo voor de mensen staan en steekt zijn armen in de lucht. Het wordt stil.
‘Welkom vaders, moeders, opa’s, oma’s en kinderen. De uitvoering gaat beginnen. Ja,’ Hij knikt naar Dinootje. En wanneer hij begint met BOEM, BOEM, gaan de andere kinderen mee trommelen. Het klinkt fantastisch. Je ziet dat de mensen het leuk vinden. Ze zitten op hun stoel te wippen op de maat van de muziek. BOEM, BOEM. Sommige mensen klappen mee. Dinootje ziet het ook allemaal. Wat is trommelen toch leuk. BOEM, BOEM, BOEM. Van enthousiasme begint hij vanzelf een beetje sneller te trommelen. Hij ziet niet dat meester Bo met zijn arm staat te zwaaien. De kinderen moeten nu ook steeds sneller gaan trommelen. Met rode hoofden slaan ze steeds sneller op hun trommels. Meester Bo springt op en roept dat het langzamer moet. Maar Dinootje hoort niets. Met zijn ogen dicht slaat hij steeds sneller en harder op de grote bastrommel. BOEM, BOEM, BOEM, BOEM. Het gaat zo lekker. BOEM, BOEM, BOEM, BOEM. De mensen vinden het ook geweldig en zijn van hun stoelen opgestaan. Ze dansen met de snelle trommels mee. Het is een feest.
Dan klinkt er ineens een keiharde KRAK. De grote bastrommel van Dinootje is door midden gebarsten. In één klap houden alle kinderen gelijk op met trommelen en kijken verschrikt naar Dinootje. De mensen staan nog steeds en zijn muisstil. Met bange ogen kijkt Dinootje naar meester Bo. En net als de meester wat wil zeggen, barst er een oorverdovend applaus los. De mensen klappen in hun handen en stampen met hun voeten. Ze vonden het geweldig. Zo’n mooi optreden hebben ze nog nooit gezien. Wat een spektakel. Ze blijven maar klappen. Ook wanneer meester Bo naar de kinderen met de trommels loopt. Hij steekt zijn beide duimen omhoog.
‘Goed gedaan, allemaal, het was een geweldige uitvoering. Ik ben trots op jullie. En vooral op jou, Dinootje. Heel goed gedaan.’
Dinootje glimt van trotsheid. Hij kijkt naar zijn moeder achter het raam. Zij steekt ook haar duim op en is apetrots op haar zoon.

1 opmerking: