‘Wanneer dan mam,’ vraagt Dinootje ongeduldig aan zijn
moeder.
‘Wanneer gaan we dan op vakantie?’
‘Over een paar dagen als je niet meer naar school hoeft.’
‘Ja maar, maar ….’
Dinootje staat nu al te steigeren als een stuiterballetje. Hij
wil zo graag op vakantie. Voor de eerste keer gaan ze kamperen. Dinootje, samen
met zijn moeder in een tent, een nieuwe tent. En hij heeft een eigen slaapzak
en een luchtbed.
‘En gaan we dan elke dag naar het strand?’
Zijn moeder lacht en knikt.
‘En elke dag naar de zee?’
‘Ja natuurlijk,’ zegt zijn moeder, nu hard lachend, ‘die
horen toch bij elkaar.’
Dinootje doet zijn ogen dicht en denkt dat hij al in zijn
zwembroek op het strand is.
‘Wanneer dan mam?’
Zijn moeder zucht.
Eindelijk is het zover. Ze gaan de auto inpakken.
‘Hier Dinootje, leg jij de tent maar achterin de auto,’ en
ze geeft hem een grote blauwe zak.
‘Voorzichtig hoor, de tent is best zwaar.’
Dinootje pakt de tent met gemak op en rent door de kamer
naar buiten.
‘Niet rennen,’ roept zijn moeder nog, maar het is al te
laat. Dinootje struikelt over de drempel en rolt hals over kop naar buiten. Hij
valt languit op zijn buik op straat. De blauwe zak met de tent erin vliegt door
de lucht en komt boven op het dak van de auto terecht.
BOING.
Er zit een deuk in het dak. Dinootje wrijft over zijn knie
die een beetje bloedt en kijkt beteuterd naar de auto. Langzaam loopt hij weer
naar binnen.
‘Mam,’ zegt hij zachtjes tegen zijn moeder.
‘Mam, er is een klein ongelukje gebeurd.’
‘Wat zeg je Dinootje? Praat eens wat harder, ik versta je
niet.’
‘Mam, lieve mam, er is een ongelukje gebeurd.’
Dinootje staat met gebogen hoofd voor zijn moeder, hij durft
haar niet aan te kijken.
‘Wat is er dan, Dinootje?’ Dan ziet ze opeens het bloed op
zijn knie.
‘Ach jongen, heb je je knietje gestoten? Kom maar even bij
me.’
Dinootje begint te huilen en met horten en stoten vertelt
hij dat er een deuk in de auto zit.
Zijn moeder schrikt wel, maar wordt niet boos. Ze aait hem
over de bol, doet een knalgroene drakenpleister op zijn knie en zegt: ‘Nou, een
ongelukje kan gebeuren. Kom op, dan gaan we verder inpakken. En nu niet meer
hollen, oké?’
Dinootje knikt, veegt zijn tranen af, geeft zijn moeder een
dikke dino-knuffel en helpt verder met inpakken.
Wanneer ze klaar zijn en met de auto wegrijden, zwaaien ze
naar de buren.
‘Da-ag, tot over een week.’
Wanneer ze een paar uur later op de camping aankomen, ligt
Dinootje achter in de auto te slapen. Hij heeft zijn lievelingsknuffel Fluffy,
een groene draak, onder zijn arm. Terwijl zijn moeder de auto uitpakt, blijft
Dinootje gewoon doorslapen. Dan maakt zijn moeder hem wakker.
‘Hé, klein monstertje van me, wordt eens wakker.’
WAAH. Dinootje schrikt wakker en vliegt overeind.
‘Waar ben ik?’
‘Op de camping, suffie. Je moet helpen met de tent
opzetten.’
Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Dinootje is
helemaal verdwenen onder het tentdoek met een tentstok.
‘Waar moet de stok, mam?’ roept hij en pardoes steekt hij de
stok dwars door de tent heen. Een gat in de tent. Van schrik komt hij weer
tevoorschijn.
‘Het lukt niet, mam.’
Zijn moeder kijkt naar het gat en schudt haar hoofd.
‘Ga jij maar je eigen luchtbed oppompen.’
Dinootje pakt het luchtbed en doet de pomp eraan.
‘En niet te hard oppompen,’ roept zijn moeder hem achterna,
‘anders knalt hij uit elkaar.’
Dinootje pompt en pompt.
‘Wanneer is hij nou goed, mam?’
‘Ga er maar eens op liggen, dan weet je het wel.’
Dinootje is allang blij dat het luchtbed niet uit elkaar is
geknald. Hij gaat op het luchtbed liggen.
PANG.
Toch nog geknald. Hij zit huilend op zijn kapotte luchtbed.
‘Niks lukt vandaag.’
Zijn moeder komt naast hem zitten en kriebelt hem op zijn
kop.
‘Het komt wel goed, jongen. We gaan gewoon wat gras zoeken
en daar leggen we dan het kapotte luchtbed overheen. Dan kan je toch zacht
liggen vannacht.’
‘Ja mam,’ zegt Dinootje met een bibberend stemmetje van het
huilen.’
‘We gaan zo lekker patat eten en dan is alles weer
vergeten.’
‘Met appelmoes?’ snikt Dinootje, die alweer een beetje kan lachen.
Wanneer ze ’s morgens wakker worden en hebben gegeten, gaan
ze naar het strand. Dinootje neemt een schep en een emmer mee. Hij wil een diep
gat graven waar dan zeewater in moet, zodat hij lekker in zijn eigen badje kan
zitten. Ze zijn zo vroeg dat het nog helemaal niet druk is op het strand. Ze
zoeken een leuk plekje. De parasol wordt opgezet en Dinootje begint meteen te
graven. En te graven en te graven. Het gat is ondertussen zo diep dat je hem
niet eens meer ziet. Zijn moeder ligt lekker onder de parasol te slapen en
heeft niets in de gaten. Dinootje blijft graven. Maar wanneer hij even uitrust,
ziet hij hoe diep het gat al is. Daar schrikt hij toch wel van. Hij kan er
helemaal niet meer uit. Het gat is te diep geworden.
‘Mam,’ roept hij.
‘MAAAAAAAAAM.’
Dan verschijnt het hoofd van zijn moeder over de rand.
‘Oh Dinootje, dat is wel erg diep.’
‘Ik kan er niet meer uit, mam,’ roept hij een beetje
benauwd.
‘Ik ga wel even hulp halen. Blijf zitten waar je zit en
verroer je niet.’
‘Pff,’ denkt Dinootje, ‘ik kan niet eens weg.’
Al heel snel is zijn moeder terug.
‘Ik heb een lang touw, jongen.’ Ze gooit het ene eind naar
beneden, precies op de kop van Dinootje en het andere eind houdt ze natuurlijk zelf
vast.
‘Bindt het touw maar om je buik, dan trek ik je naar boven.’
Maar wanneer het touw vast zit, gebeurt er niks.
‘Ik kan het niet alleen,’ puft zijn moeder, ‘je bent te
zwaar. Ik moet hulp halen.’
Dinootje vindt het nu echt niet leuk meer en voelt zich heel
zielig onderin het gat.
‘Ik wil Fluffy,’ schreeuwt hij naar zijn moeder.
Even later wordt zijn knuffeldraak Fluffie naar beneden
gegooid. Weer precies op zijn kop.
Ondertussen staan er 10 sterke mensen bij het gat en ze
beginnen te trekken aan het touw.
En te trekken, en te puffen, en te zuchten, maar daar gaat
Dinootje een stukje omhoog. En nog een stukje. Even later komt hij proestend en
hoestend over de rand. Hij zit helemaal onder het zand. De mensen juichen.
‘Joehoe, hij is gered.’
Ze klappen in de handen voor de sterke mannen die het gedaan
hebben. Iedereen is blij.
De mannen gooien meteen het gat dicht, zodat er niemand meer
in kan vallen.
Wanneer ze na dit avontuur weer op de camping zijn en
Dinootje bij zijn moeder op schoot zit met in zijn ene hand Fluffy en in zijn
andere hand een ijsje voor de schrik, zegt hij: ‘Dat was leuk, hè mam, op het
strand.’
Zijn moeder zucht en is blij dat het goed is afgelopen. Het
is ook altijd wat met Dinootje.
Ze geeft hem een dikke kus boven op zijn neus.
‘BLEEH’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten