De schele kameleon

Kamo zit op een tak. Aan het eind van de tak zit een vlinder. Die heeft niets in de gaten, want Kamo heeft dezelfde kleur als de blaadjes aan de tak. Hij is namelijk een kameleon. Kamo zit doodstil en ademt heel zachtjes. Er gebeurt verder niets. Dan schiet in een flits de lange tong uit zijn bek. Richting de lekkere vlinder. Mis. 
De vlinder vliegt weg en Kamo kijkt haar beteuterd na. Dat overkomt hem nou bijna altijd. Of het nou een vlinder is of een lekkere vlieg, heel vaak mist hij zijn prooi. Hij schiet er met zijn tong gewoon naast. Dat is niet zo vreemd, want Kamo is namelijk scheel. En niet zo’n klein beetje ook.
Nu kijkt een kameleon al met allebei de ogen een verschillende kant op, maar bij Kamo is dat nog veel erger. Hij ziet het allemaal echt niet goed. Zijn vriendinnetje Sara vindt dat hij naar de oogarts moet.
‘Ach, wel nee,’ zegt Kamo dan. ‘Dat helpt toch niet, het lukt zo ook wel.’
Maar het lukt helemaal niet.
Zo komt het dat ze op een dag samen naar de oogarts gaan.
‘Hm, tja,’ zegt de oogarts. ‘Jij kijkt wel erg scheel. Ga maar eens in die stoel zitten, dan zal ik je ogen eens nakijken.’
‘Eh,’ zegt Kamo en hij tuurt naar een plaat aan de muur waarop een vlinder afgebeeld staat.
‘Eh, is dat soms een kikker?’
‘Hm,’ zegt de oogarts. ‘Zeg maar eens hoeveel stippen je nu ziet.’ Hij houdt een plaatje met vijf stippen omhoog.
‘Drie,’ zegt Kamo. ‘Is dat goed?’
Maar het is helemaal niet zo goed.
Zijn vriendin zit er verschrikt bij te kijken. ‘Kamo, je bakt er niets van,’ zegt ze.
‘Hm, tja,’ antwoordt de oogarts. ‘Daar heeft ze gelijk in, jongeman. Laten we maar eens een brilletje proberen.’

Even later zit Kamo weer op een tak. Hij heeft een grote, zwarte bril op zijn neus. Een stukje voor hem zit een vlinder. Kamo kan de vlinder nu goed zien. Maar die vlinder schrikt zo van die bril, dat ze meteen wegvliegt. Nog voordat Kamo zijn lange tong naar buiten kan schieten. Zo lukt het dus nooit. Iedereen kan nu zijn bril zien, want die verandert natuurlijk niet van kleur.
Dit is niet de oplossing. Wat nu?
‘Weet je,’ zegt Sara. ‘Misschien moet het heel anders. Je bent toch een kameleon?’
‘Ja, maar daar heb ik mooi niks aan,’ moppert Kamo. Hij ziet het even niet meer zitten. Hij heeft honger. Eigenlijk heeft hij altijd honger.
’Nou,’ gaat zijn vriendin verder. ‘Je verandert altijd van kleur, zodat ze je niet zien. Bijvoorbeeld de kleur van een tak waarop je zit. Of de kleur van de blaadjes aan de boom. Maar dat kan ook anders.’
Kamo kijkt zijn vriendin aan door zijn dikke bril, hij heeft geen idee waar ze het over heeft. Hij kijkt verveelt voor zich uit en denkt ondertussen aan een lekkere vlinder. Zijn maag begint ervan te knorren.
‘Luister dan toch,’ zegt ze een beetje ongeduldig. ‘Misschien moet je eens proberen om niet te veranderen in de kleur van de tak of van een blaadje, maar juist in de kleur van die vlinder.’
‘Oh Sara,’ zucht Kamo. ‘Dat is toch stom. Dan ziet ze me juist heel goed.’
‘Ja,’ antwoordt Sara en ze kijkt haar vriendje glimlachend aan.
‘En wat denkt die vlinder dan?’
Kamo haalt zijn schouders op. ‘Wat maakt het nou uit wat die vlinder denkt.’
Sara gaat gewoon verder. ‘Die vlinder denkt dan dat jij ook een mooie vlinder bent. Misschien komt ze dan naar je toe. Als ze dan vlak bij je is, dan heb je je tong niet eens nodig. Gewoon hap.’
Kamo kijkt zijn vriendinnetje verbaasd aan.

Een poosje later zit Kamo weer op dezelfde tak. Hij heeft geen grote, dikke bril meer op zijn neus. Een stukje voor hem zit een rode vlinder met blauwe stippen. Kamo verandert in rood en blauw en wacht in spanning af. Hij gelooft eigenlijk niet dat het werkt. De vlinder zal zo wel wegvliegen.
Maar de vlinder kijkt en kijkt. Ze vliegt niet weg. Langzaam komt ze naar Kamo toe schuifelen. Steeds dichterbij. Kamo zit er met verbazing naar te kijken. Nog een klein stukje en ze zit naast hem.
Hap.

1 opmerking: